03/02/12

De toepassing van de wet marktpraktijken op de vrije beroepen

Het Grondwettelijk Hof heeft de wet betreffende de marktpraktijken en de consumentenbescherming van toepassing verklaard op de vrije beroepen. Het belangrijkste gevolg is de toepassing van het algemeen verbod op oneerlijke handelspraktijken op de vrije beroepen en een hogere bescherming van de consument.

Het Grondwettelijk Hof heeft in twee arresten van 6 april en 15 december 2011 de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming van toepassing verklaard op de vrije beroepen (hierna : de marktpraktijkenwet).

De marktpraktijkenwet beoogt om, naar Europese richtlijnen, uniforme regels in te stellen om de werking van de vrije markt en de bescherming van de consument te waarborgen. De wet was geschreven met de bedoeling om de vrije beroepen uit het toepassingsgebied uit te sluiten (artikel 3 §2 stelt : « Deze wet is niet van toepassing op de beoefenaars van een vrij beroep, de tandartsen en de kinesisten »).

De beoefenaars van vrije beroepen, tandartsen en kinesisten vallen wel binnen het toepassingsgebied van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de vergelijkende en misleidende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake vrije beroepen.

De wetgever wilde in de marktpraktijkenwet de beoefenaars vrije beroepen niet beschouwen als gewone ondernemers. Zodoende genoot de consument niet dezelfde bescherming tegen misleiding ten aanzien van de beoefenaar van een vrij beroep als ten aanzien van een traditionele handelaar.

In de Europese richtlijnen is het begrip onderneming echter ruim omschreven en omvat het ook de beoefenaars van vrij beroepen. Bijgevolg diende de Belgische wetgever ofwel deze beoefenaars op te nemen in het toepassingsgebied van de marktpraktijkenwet ofwel de wet van 2002 betreffende de vrije beroepen aan te passen en de richtlijn conform te maken.

De wet van 2002 betreffende de vrije beroepen bevat slechts een regeling betreffende misleidende reclame, onrechtmatige bedingen en overeenkomsten op afstand, maar geen algemeen verbod van oneerlijke handelspraktijken. Het algemeen verbod van oneerlijke handelspraktijken zoals dat voorkomt in artikelen 84-86 van de marktpraktijkenwet viseert elke gedraging die in strijd is met de vereisten van professionele toewijding en die het economisch gedrag van de gemiddelde consument verstoort of kan verstoren.

Het verschil in de twee wettelijke regelingen heeft tot gevolg dat een consument zich niet op het algemeen verbod van oneerlijke handelspraktijken kan beroepen t.a.v. de beoefenaar van een vrij beroep.

Het Grondwettelijk Hof heeft nu besloten dat het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel wordt geschonden omdat voor bepaalde, door beoefenaars van vrije beroepen verrichte daden, niet dezelfde bescherming van de consument bestaat als onder de marktpraktijkenwet. Het lijdt dus geen twijfel meer dat de beoefenaars van vrije beroepen moeten worden aanzien als gewone ondernemers en dat de consument van dezelfde bescherming tegen misleiding moet kunnen genieten ten aanzien van beoefenaars van vrije beroepen als ten aanzien van traditionele handelaren.

dotted_texture