08/10/18

U neemt een jonge afgestudeerde in dienst: welke vakantie kan hij vragen?

Kunnen jongeren die hun studies hebben beëindigd en voor het eerst in dienst worden genomen met een arbeidsovereenkomst, aanspraak maken op vakantie? Meestal wel, maar niet zonder voorwaarden!
 

Jaarlijkse vakantie

Om jaarlijkse vakantie te kunnen genieten, moet men tijdens het vorige jaar arbeidsprestaties verricht hebben, onderworpen aan reguliere sociale zekerheidsbijdragen.

Wanneer u in 2018 een jongere voor de eerste maal in dienst neemt met een arbeidsovereenkomst, heeft hij in 2018 bijgevolg geen recht op jaarlijkse vakantie, als hij in 2017 geen aan normale sociale zekerheid onderworpen arbeidsprestaties heeft verricht.

Als deze jongere in 2017 één of meer studentenovereenkomsten heeft gehad, heeft hij in 2018 geen recht op jaarlijkse vakantie. Deze prestaties in het kader van een arbeidsovereenkomst voor studenten zijn immers niet onderworpen aan de normale sociale zekerheidsbijdragen.

Daarentegen kan hij in 2019 enkele jaarlijkse vakantiedagen nemen op basis van zijn onderworpen prestaties in 2018. Voor deze vakantiedagen behoudt de werknemer zijn loon en krijgt hij bovendien dubbel vakantiegeld.

Aanvullende vakantie, ook wel "Europese vakantie" genoemd

Voor de arbeiders is de berekeningswijze van de duur van de aanvullende vakantie dezelfde als voor de duur van de jaarlijkse vakantie, met dit verschil dat men bij aanvullende vakantie rekening houdt met de prestaties (werkelijke of gelijkgestelde) van het lopende jaar, en dus niet met de prestaties van het vorige jaar.
De arbeider kan zijn aanvullende vakantiedagen wel pas opnemen na eerst drie (al dan niet opeenvolgende) maanden te hebben gewerkt in het betrokken kalenderjaar (de zogenaamde ‘aanloopperiode’).

Voor de bedienden geldt wel een afwijkende berekeningswijze voor de berekening van vakantiesaldo: nadat de bediende drie (al dan niet opeenvolgende) maanden heeft gewerkt of gelijkgesteld tijdens hetzelfde kalenderjaar, opent hij het recht voor deze kalenderjaar op één week Europese vakantie. Na deze aanloopperiode geeft elke bijkomend gewerkte maand recht op twee bijkomende vakantiedagen (in een arbeidsregeling van 6 dagen/week).

De afwezigheidsdagen worden louter bezoldigd middels enkelvoudig vakantiegeld, betaald door de werkgever of door het vakantiefonds als het een arbeider betreft.

Let wel! Dit Europees vakantiegeld is slechts een voorschot op het dubbel vakantiegeld van het volgende jaar.
Het brutobedrag van het Europees vakantiegeld wordt meer specifiek in mindering worden gebracht van het dubbel vakantiegeld van het volgende jaar, doch met een maximum van 50 % van het bedrag van het totale vakantiegeld in geval van arbeiders. Voor de bedienden gebeurt de inhouding op maximum 85/92 van het dubbel vakantiegeld van het volgend jaar.

Jeugdvakantie

Via deze reglementering worden aan jongeren die hun studies hebben beëindigd bijkomende vakantiedagen toegekend ter aanvulling van hun wettelijke vakantie. Deze bijkomende vakantiedagen worden gefinancierd door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

Om recht te hebben op jeugdvakantie moet de jonge werknemer de volgende cumulatieve voorwaarden vervullen:

  • de leeftijd van 25 jaar niet hebben bereikt op 31 december van het vakantiedienstjaar;
  • zijn studies hebben beëindigd in de loop van het vakantiedienstjaar;
  • tijdens het vakantiedienstjaar gedurende minstens één maand verbonden zijn door één of meer arbeidsovereenkomsten bij één of meer werkgevers;
  • bij de opname van de jeugdvakantie door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn;
  • vooraf zijn recht op wettelijke vakantie hebben uitgeput;
  • tijdens de jeugdvakantie geen vervangingsinkomen of beroepsinkomsten genieten.

De jeugdvakantie-uitkering bedraagt 65 % van het gemiddelde brutodagloon.

Om jeugdvakantie te genieten, moeten bepaalde formaliteiten worden vervuld:

Na de eerste maand waarin de jongere een dag jeugdvakantie opneemt moet de jongere een formulier indienen bij de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen of bij een van de particuliere uitbetalings-instellingen die zijn opgericht door de syndicale organisaties: het formulier C103 Jeugdvakantie Werknemer.

De werkgever moet aansluitend een elektronische aangifte doen: een aangifte ASR 9.

Beide kunnen ten laatste tot februari van het jaar volgend op het  vakantiejaar ingediend worden.

De betaling gebeurt ten vroegste in mei van het vakantiejaar, en dit op basis van de ASR 9-aangiften van de werkgever

Een blanco formulier ‘C103 Jeugdvakantie Werknemer’ is verkrijgbaar bij de plaatselijke werkloosheids-bureaus van de RVA, bij de uitbetalingsinstellingen of op de website van de rva (www.rva.be).

Opmerking betreffende de aanvullend vakantie en de jeugdvakantie:

Het gaat om een facultatief recht en geen verplichting voor de werknemer. De werkgever kan de werknemer bijgevolg niet verplichten om zijn aanvullende vakantie/jeugdvakantie op te nemen, en de werknemer is evenmin verplicht om ze op te nemen. Als de werknemer zijn aanvullende vakantie/jeugdvakantie echter geheel of gedeeltelijk wil opnemen, dan kan de werkgever zich daartegen niet verzetten.
De opnamemomenten van de vakantiedagen gebeurt volgens dezelfde regels als de wettelijke vakantie en dus met akkoord van de werkgever. 

En verlof zonder wedde?

Het gaat om een conventionele schorsing van de arbeidsovereenkomst. Ze vereist de instemming van beide partijen, zowel over het principe alsook over de duur  van de afwezigheid. Deze afwezigheid wordt uiteraard niet betaald.

Voor nadere informatie over de verschillende vakantieregelingen verwijzen we u naar ons algemeen artikel: Jaarlijkse vakantie: de spelregels.

Valentin BROQUET - Legal advisor

dotted_texture