05/09/23

Zijn uw retributiereglementen reeds consumentenbescherming-proof?

Met ingang van 1 september 2023 treedt het boek XIX "Schulden van de consument" in het Wetboek van economisch recht in werking. De bepalingen van dit boek beogen een hoog beschermingsniveau te bieden aan de consument wanneer hij zich in een situatie van betalingsachterstand bevindt. Het boek voorziet in de strikte omkadering van schadebedingen, de verplichting om een kosteloze eerste herinnering te sturen en de verplichting om veertien dagen te wachten alvorens eventuele sancties vanwege laattijdige betaling toe te passen.

Het is dan ook van belang om na te gaan of de retributiereglementen, waarin bepalingen zijn opgenomen inzake de invordering en aanmaning van nalatige debiteurs, nog in lijn liggen met de bepalingen uit het Wetboek van economisch recht (WER).

Toepassingsgebied

Titel 1 van dit boek is van toepassing op iedere betalingsachterstand van een schuld van een consument aan een onderneming.

Wat betreft de notie van consument moet er worden verwezen naar de centrale definitie van boek 1 van het Wetboek van economisch recht, namelijk: iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen. Het hoofdidee is dat een consument een natuurlijke persoon is die niet voor beroepsdoeleinden handelt (Doc. Parl., Kamer, 2012-2013, nr. °2836/001, p. 6).

Uit de Memorie van Toelichting bij de nieuwe wet blijkt dat het begrip ondernemingheel ruim dient geïnterpreteerd te worden, want het verwijst naar iedere economische activiteit die op een duurzame en recurrente wijze wordt uitgeoefend. De activiteit geeft aan dat het niet om een eenmalige actie moet gaan, maar om een duurzame activiteit op de markt, waardoor concurrentie met andere ondernemingen ontstaat. Noch de rechtsvorm, noch de wijze waarop de onderneming wordt gefinancierd speelt een rol. Het kan gaan om een natuurlijke persoon, een rechtspersoon, een vereniging of een publiekrechtelijk rechtspersoon.

Overheidsinstanties worden dus beschouwd als ondernemingen voor wat betreft hun activiteiten die geen deel uitmaken van hun wettelijke opdracht van algemeen belang. Zo zal bijvoorbeeld een gemeente die een zwembad, een bibliotheek of een cultureel centrum beheert, dan wel zalen verhuurt voor dit soort activiteiten als een “onderneming” worden beschouwd. Dit zal niet het geval zijn wanneer zij de vergoedingen voor de afgifte van een identiteitskaart int, aangezien deze activiteit deel uitmaakt van haar openbare dienstverleningstaak en dus niet “economisch” van aard is. (Parl.St. Kamer: 55-3132)

De nieuwe regels zullen dus veelal van toepassing zijn op retributies, hoewel ook niet op elke retributie. Niet elke schuldenaar van een retributie is een consument, het is tevens mogelijk dat een retributie verschuldigd is door een andere onderneming, op welke relatie de nieuwe regels niet van toepassing zijn. Sommige retributies volgen bovendien ook niet uit een economische activiteit, zoals het hoger weergegeven voorbeeld van de aflevering van identiteitskaarten. Deze activiteit wordt immers uitgeoefend binnen de taak van openbare dienstverlening.

De nieuwe regels zijn overigens niet van toepassing op belastingen en GAS-boetes. In geen van beide gevallen kwalificeert het lokaal bestuur immers als onderneming. Deze schulden kaderen binnen de uitoefening van de prerogatieven van een publieke overheid en vormen geen economische activiteit in hoofde van het lokaal bestuur. Bovendien geldt voor beide gevallen dat er reeds een uitvoerbare titel aanwezig is op het ogenblik van de invordering.

Nieuwigheden

Voornamelijk volgende drie nieuwigheden zijn van belang:

1. De eerste herinnering moet steeds gratis zijn en kosten voor bijkomende herinneringen worden geplafonneerd.

Wanneer de consument zijn schuld niet heeft betaald op de vervaldag is er sprake van een betalingsachterstand. Wanneer u betaling wil bekomen, moet u een eerste herinnering verzenden, waarvoor geen kosten in rekening mogen worden gebracht. Deze eerste herinnering dient ook enkele verplichte vermeldingen te bevatten.

Voor elke tweede en bijkomende herinnering mag maximaal 7,5 euro in rekening worden gebracht, bovenop de portkosten.

De wet vereist dat de herinneringen worden verzonden op een “duurzame drager”, bijvoorbeeld een papieren brief, een e-mail, een sms.


2. Er moet verplicht minstens 14 kalenderdagen gewacht worden alvorens een nalatigheidsintrest of een schadevergoeding toe te passen.

De termijn van veertien kalenderdagen stelt de consument in staat zijn schuld af te lossen zonder de gevolgen van de laattijdigheid te moeten dragen, namelijk de toepassing van het schadebeding (nalatigheidsintresten of bijkomende kosten).

Concreet bent u aldus verplicht een eerste herinnering te verzenden die zich beperkt tot de openstaande hoofdsom, en is het maar na verzending van deze eerste herinnering, alsook het respecteren van een wachttijd van 14 kalenderdagen, dat naast de hoofdsom interesten en bijkomende kosten gevorderd kunnen worden.

De termijn van veertien kalenderdagen gaat in op de derde werkdag na verzending van de herinnering aan de consument. Wanneer de herinnering langs elektronische weg wordt verzonden, vangt de termijn van veertien kalenderdagen aan op de kalenderdag die volgt op de dag waarop de herinnering werd verzonden aan de consument.

Een nalatigheidsintrest vanaf vervaldag zal aldus in de regel niet meer mogelijk zijn.


3. De schadevergoedingen worden beperkt.

Wanneer na het verstrijken van hoger vermelde termijn nog geen betaling is tussengekomen, mogen enkel de hierna volgende bedragen worden gevorderd van de consument:

1° de verwijlinteresten die niet hoger mogen zijn dan de interest tegen de referentie-interestvoet vermeerderd met acht procentpunten bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. Deze interesten worden berekend op de nog te betalen som, en/of;

2° een forfaitaire vergoeding, in zoverre ze uitdrukkelijk bepaald is, waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan:

a) 20 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150 euro is;

b) 30 euro vermeerderd met 10 % van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500 euro als het verschuldigde saldo tussen 150,01 en 500 euro is;

c) 65 euro vermeerderd met 5 % van het verschuldigde bedrag op de schijf boven 500 euro met een maximum van 2000 euro als het verschuldigde saldo hoger dan 500 euro is.

Deze bedragen zijn bestemd om enerzijds de verwijlinteresten van de schuld, en anderzijds alle kosten van de minnelijke invordering van de onbetaalde schuld te dekken. Bedragen die deze maximumbedragen overschrijden, kunnen niet van de consument worden gevorderd.

Inwerkingtreding

De nieuwe regels zullen vanaf 1 september 2023 van toepassing zijn op overeenkomsten (reglementaire of contractuele) die vanaf dat moment worden gesloten.

Aangezien de wetgever van mening is dat de ingevoerde bescherming absoluut moet worden uitgebreid tot lopende overeenkomsten, zullen de nieuwe regels vanaf 1 december 2023 tevens van toepassing zijn op reeds voorafgaand aan de inwerkingtreding van boek XIX WER gesloten overeenkomsten.

dotted_texture