18/08/15

De bijzondere liquidatiereserve: ook voor u?

De Programmawet van 19 december 2014 (B.S. 29.12.2014) voerde de mogelijkheid in voor een KMO-vennootschap om de gehele of gedeeltelijke winst na belasting van het afgesloten boekjaar toe te wijzen aan de afzonderlijke passiefrekening ‘liquidatiereserve’ mits betaling van een afzonderlijke heffing van 10% (de “gewone” liquidatiereserve - lees hierover meer op deze link).

Evenwel bood dit geen mogelijkheden voor de winsten verbonden aan de aanslagjaren 2013 en 2014. Deze konden immers niet in aanmerking genomen worden voor de tijdelijke anticipatieve heffing (lees meer op deze link) noch voor de voormelde aanleg van een “gewone” liquidatiereserve. Wij kondigden reeds aan (lees meer op deze link) dat ook voor de winsten verbonden aan de aanslagjaren 2013 en 2014 (boekjaren 2012 en 2013) een oplossing werd uitgewerkt, dewelke nu werd verduidelijkt in het ontwerp van programmawet dd. 1 juni 2015. Op 24 juli 2015 werd de Programmawet gestemd in de Kamer (zie link).

Nieuw artikel 541 WIB 92

Hierin wordt voorzien in een overgangsmaatregel waardoor KMO vennootschappen de mogelijkheid krijgen om te opteren voor het aanleggen van een “bijzondere liquidatiereserve”. Deze KMO vennootschappen kunnen ervoor opteren om een anticipatieve heffing van 10 % te betalen op de boekhoudkundige winst na belasting verwezenlijkt in de loop van boekjaren 2012 en 2013. Ingeval zij voor deze optie kiezen, leggen zij een “bijzondere liquidatiereserve” aan (vergelijkbaar met de “gewone liquidatiereserve” die wordt aangelegd door een deel of het geheel van de winst na belasting van het huidige boekjaar).
 
Voor de aanleg van een bijzondere liquidatiereserve dient men te kwalificeren als een KMO-vennootschap (artikel 15 W.Venn.), dit echter enkel voor het boekjaar verbonden aan het aanslagjaar waarin de winst verwezenlijkt werd. Zelfs indien men op het ogenblik van het aanleggen van de bijzondere liquidatiereserve niet langer kwalificeert als een KMO-vennootschap, kan men toch nog van deze regeling genieten indien en voor zover men voor de betreffende boekjaren 2012 en/of 2013 (aanslagjaren 2013 en/of 2014) wél als KMO-vennootschap kon worden beschouwd.

Het bedrag van de bijzondere liquidatiereserve is beperkt tot het bedrag van de boekhoudkundige winst na belasting van de boekjaren 2012 en/of 2013 (naargelang de keuze) voor zover deze nog steeds in de reserves geboekt is bij het begin van het boekjaar waarin de bijzondere aanslag wordt betaald. Het gaat volgens de voorbereidende werken meer bepaald om de winst die voor deze boekjaren vermeld werd onder code 9905 “te bestemmen winst van het boekjaar” van de modellen van de jaarrekening van de Nationale Bank van België. Daarbij lijkt niet vereist dat er geen winstuitkering gebeurd is voor de boekjaren 2012 en 2013, doch wel dat er op heden nog een bedrag aan reserves in de vennootschap zit dat overeenstemt met de winst van deze boekjaren.

Indien men opteert voor dit stelsel, dient deze boekhoudkundige winst na belasting van de betreffende boekjaren geheel of gedeeltelijk overgeboekt te worden naar een afzonderlijke rekening van het passief (de “bijzondere liquidatiereserve”), waarvoor dan ook de onaantastbaarheidsvoorwaarde geldt (d.w.z. de liquidatiereserve moet op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief worden geboekt en blijven en mag niet tot grondslag dienen voor enige beloning of toekenning).
 
Door de aanleg van deze bijzondere liquidatiereserve zal de “bijzondere aanslag van 10 pct.” spontaan betaald moeten worden:
    - ten laatste op 30 november 2015 door de vennootschap die voor het aanleggen van een bijzondere liquidatiereserve betreffende de boekhoudkundige winst na belasting van het boekjaar 2012 (aanslagjaar 2013) zal opteren, en
    - ten laatste op 30 november 2016 door de vennootschap die voor het aanleggen van een bijzondere liquidatiereserve betreffende de boekhoudkundige winst na belasting van boekjaar 2013 (aanslagjaar 2014) zal opteren.

Indien men voor de aanleg van een “bijzondere liquidatiereserve” kiest, moet een bijzondere aangifte worden ingediend (vorm en inhoud nog vast te leggen bij Koninklijk Besluit) en moet de bijzondere aanslag betaald zijn uiterlijk op voormelde data. De belastingschuldige moet op het betaalformulier zijn fiscaal identificatienummer, de vermelding “Art. 541 WIB 92” en het aanslagjaar vermelden waarop de bijzondere aanslag betrekking heeft.
 
De vennootschap voegt vervolgens een kopie van de bijzondere aangifte bij de aangifte in de vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de bijzondere aanslag werd betaald. De betaalde bijzondere aanslagen zijn definitief verworven door de Belgische Staat.
 
Ook wanneer deze aangelegde liquidatiereserves later worden uitgekeerd vanuit de afzonderlijke passiefpost, worden de eerst aangelegde reserves het eerst aangetast (FIFO-principe). Bij uitkering aan de aandeelhouder – natuurlijke persoon:

  • Binnen de 5 jaren nadat de (gewone of bijzondere) liquidatiereserves werden aangelegd

          o    betaalt de aandeelhouder hierover 15% roerende voorheffing (dan wel personenbelasting)

  • Na verloop van 5 jaren nadat de (gewone of bijzondere) liquidatiereserves werden aangelegd

          o   betaalt de aandeelhouder hierover 5% roerende voorheffing (dan wel personenbelasting)

  • Naar aanleiding van een vereffening (ongeacht wanneer)

               o      betaalt de aandeelhouder hierover géén roerende voorheffing/personenbelasting.
        
Het advocatenkantoor Tiberghien volgt dit uiteraard op de voet en blijft vanzelfsprekend ter beschikking voor alle vragen hieromtrent.
 

Voor bijkomende vragen kan u terecht bij:
Ilke Vandenbroeck (ilke.vandenbroeck@tiberghien.com)
Charlotte Meskens (charlotte.meskens@tiberghien.com)

dotted_texture