23/04/20

Coronacrisis en de staatswaarborg

Bij wet van 27 maart 2020 werd de Koning gemachtigd om, in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus, een staatswaarborgregeling op te zetten voor bepaalde kredieten. Dit KB werkt de voorwaarden van deze staatswaarborg uit.

De centrale doelstelling van deze waarborgregeling is de kredietverstrekking aan de reële economie en de non-profitsector gaande te houden.

De verspreiding van het coronavirus en de maatregelen ertegen veroorzaken liquiditeitsproblemen bij heel wat structureel gezonde en solvabele ondernemingen. Daartegenover staat dat ook dat de kredietinstellingen op hun beurt te maken hebben met grote onzekerheid en met het risico op grotere kredietverliezen in nieuwe kredietdossiers. Dit zou kunnen leiden tot een impassesituatie.

Kortom, een sterke terugval van de kredietverstrekking aan de reële economie en de non-profitsector moet absoluut vermeden worden.


1. Omkadering van de staatswaarborg

De goedgekeurde waarborgregeling maakt deel uit van een tweeluik dat vervat ligt in een akkoord tussen de regering, de Nationale Bank van België en de banksector.

De eerste pijler omvat een engagement van de banksector om aan getroffen ondernemingen en particulieren een betalingsuitstel van zes maanden te verlenen. Dit gaat dus over bestaande leningen.

De tweede pijler is de staatswaarborgregeling die in dit nieuwe KB wordt uitgewerkt. Deze pijler gaat enkel over nieuwe korte termijn kredieten.

Vanuit beleidsmatig oogpunt zijn beide pijlers met elkaar verbonden.


2. Over welke financieringen gaat het?

De staatswaarborgregeling is van toepassing op kortetermijnkredieten (maximaal 12 maanden, of opzegbaar binnen een termijn van 12 maanden) die kredietinstellingen verstrekken aan bedrijven en zelfstandigen vanaf 1 april 2020 en tot 30 september 2020.

Deze staatswaarborg betreft enkel bijkomende financiering, dus nieuwe leningen.

Herfinancieringen, verlengingen en wederopnames van bestaande kredieten en reeds gewaarborgde kredieten vallen buiten het toepassingsgebied.

De Staat waarborgt geen individuele kredieten, maar waarborgt kredietportefeuilles per kredietinstelling. Het verlies en de verliesbijdrage wordt op portefeuilleniveau berekend. 

Het is de bedoeling dat het voordeel van de staatswaarborg in zijn geheel wordt doorgeleid naar de kredietnemer. Daarom wordt voorzien dat de kredietinstelling de kredietnemer een interest (op jaarbasis) van maximaal 1,25% mag aanrekenen. Enkel de vergoeding die aan de Staat betaald wordt, mag aan de kredietnemer worden aangerekend (25 basispunten voor leningen aan KMO's en 50 basispunten voor leningen aan andere ondernemingen).

Dat neemt niet weg dat kredietinstellingen wel nog steeds de gewoonlijke kosten (zoals dossierkosten of reserveringsprovisies) mogen aanrekenen.


3. Op welke kredietverleners is de staatswaarborg van toepassing?

Alle niet-financiële ondernemingen met inbegrip van zelfstandigen en de rechtspersonen uit de non-profit sector, behalve als zij reeds voor de coronacrisis betalingsmoeilijkheden hadden of per 31 december 2019 reeds een onderneming in moeilijkheden waren.

Ook alle non-profitorganisaties met rechtspersoonlijkheid die niet onder die uitsluiting vallen, kunnen beroep doen op deze regeling. Zo ook ziekenhuizen, ongeacht hun rechtsvorm.

Kredietnemers worden uitgesloten wanneer ze:

  • op 1 februari 2020 achterstal hadden op hun lopende kredieten of op belastingen of sociale zekerheidsbijdragen; of op 29 februari 2020 meer dan 30 dagen achterstal hadden op hun lopende kredieten of op hun belastingen of sociale zekerheidsbijdragen;
  • bij een of meer kredietinstellingen een actieve kredietherstructurering doorliepen op 31 januari 2020;
  • op basis van de beschikbare informatie beschouwd moeten worden als onderneming in moeilijkheden.


4. Voor welke kredieten?

Het gewaarborgde krediet mag door de kredietnemer enkel worden aangewend om  activiteiten te financieren die in België gelegen zijn.

Onder welbepaalde voorwaarden mag evenwel maximaal 10% van het gewaarborgde krediet gebruikt worden voor de financiering van buitenlandse activiteiten, namelijk indien:

  • ze worden gevoerd door de kredietnemer zelf of door een entiteit die onder de exclusieve of gezamenlijke controle staat van de kredietnemer;
  • de continuïteit ervan cruciaal is voor de Belgische activiteiten;
  • ze, op zichzelf beschouwd, levensvatbaar zijn; en
  • er geen andere mogelijkheid bestaat om deze buitenlandse activiteiten duurzaam en tegen normale markttarieven te financieren.


5. Besluit

Wij hopen dat deze maatregelen ten goede zullen komen van de zelfstandigen en ondernemingen en dat zij effectief zonder probleem aan financiering kunnen geraken die betaalbaar blijft en waarmee zij deze uitzonderlijke situatie kunnen overbruggen en hun continuïteit kunnen verzekeren.

Bedrijven die geconfronteerd worden met een weigering tot financiering of tot uitstel van betaling vanwege banken en schuldeisers, hebben nog altijd het juridisch instrumentarium van de insolventiewetgeving ter beschikking om hen in staat te stellen hun bedrijf te redden. Hierover kan u meer lezen in ons artikel "Coronacrisis en insolventieproblemen".

dotted_texture