17/02/23

De boemerang van het impliciet ontslag

Aan impliciet ontslag inroepen, zijn risico’s verbonden. Er zijn dan ook advocaten die dat zelden of niet doen en in voorkomend geval verkiezen de weg van de gerechtelijke ontbinding te bewandelen.

Wat je zegt, ben je zelf

Een risico is er inderdaad.

Want wat gebeurt er met de arbeidsovereenkomst wanneer de rechter achteraf niet blijkt te aanvaarden dat de werkgever zich schuldig heeft gemaakt aan een belangrijke eenzijdige wijziging van een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst zoals ingeroepen door de werknemer, bv. omdat de wijziging niet belangrijk genoeg is? En wat is het lot van de arbeidsovereenkomst wanneer de impliciete ontslagname door de werknemer, ingeroepen door de werkgever ten aanzien van een werknemer die een aantal dagen zonder verantwoording van het werk afwezig is gebleven, door de rechter wordt afgewezen omdat de wil tot beëindiging bij de werknemer ontbrak?

Al wie vertrouwd is met het arbeidsrecht, zal onmiddellijk antwoorden: dan is natuurlijk de arbeidsovereenkomst onregelmatig beëindigd door de partij die onterecht impliciet ontslag uitgaande van de andere partij heeft ingeroepen. De eerstgenoemde is dan zelf een beëindigingsvergoeding verschuldigd, in plaats van zo’n vergoeding te krijgen van de partij die volgens haar tot impliciet ontslag is overgegaan.

Waar staat dat?

Akkoord, maar waar staat dat of waaruit blijkt dat?

Het zou fout zijn te redeneren dat onterecht impliciet ontslag inroepen, zelf neerkomt op een van de twee gekende vormen van die rechtsfiguur ((1) belangrijke eenzijdige wijziging van een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst; (2) wanprestatie met de bedoeling de arbeidsovereenkomst te beëindigen). 

De wederpartij ongegrond beschuldigen van een belangrijke eenzijdige wijziging van een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst, betekent natuurlijk niet dat men zelf aan die partij een dergelijke wijziging opdringt. Van een met “verbreking” van de arbeidsovereenkomst gelijkstaande wijziging is evenmin sprake bij de werknemer die de werkgever onterecht impliciet ontslag verwijt.

Weliswaar komt de partij, werkgever of werknemer, die impliciet ontslag van de andere partij inroept, door de arbeidsovereenkomst  als beëindigd te beschouwen tekort aan de meest essentiële verplichtingen die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien (werk verschaffen, respectievelijk verrichten). Maar dat volstaat niet voor de tweede vorm van impliciet ontslag, die vereist dat de tekortkoming gepaard gaat met of blijk geeft van de wil een einde aan de arbeidsovereenkomst te maken. De werkgever of werknemer die zijn wederpartij aanwrijft dat zij op onregelmatige wijze de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd, geeft daarmee uiteraard niet te kennen dat hij zelf de wil heeft aan die overeenkomst een einde te maken.

Sommigen onderkennen evenwel nog een derde vorm van impliciet ontslag, nl. een handeling of gedraging van een partij die kan worden geacht een einde te maken aan de arbeidsovereenkomst zonder dat het aspect wilsuiting afzonderlijk moet worden onderzocht (zie Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2022-2023, nr. 4663).

Hof van Cassatie 19 december 2022

In een arrest van 19 december 2022 zegt het Hof van Cassatie uitdrukkelijk dat wie ten onrechte impliciet ontslag inroept, zelf een einde maakt aan de arbeidsovereenkomst: 

De partij die aan de wederpartij ten onrechte verwijt eenzijdig een essentieel bestanddeel van de overeenkomst in belangrijke mate te hebben gewijzigd en op grond hiervan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vaststelt, beëindigt hierdoor zelf de arbeidsovereenkomst op onregelmatige wijze.”

Naar een van de twee gekende vormen van impliciet ontslag verwijst het Hof niet. 

Conclusie

De indruk rijst dat met het arrest van 19 december 2022 een duidelijke stap is gezet in de richting van een objectivering van de ontslagwil. Wie ten onrechte de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vaststelt en inroept, beëindigt zelf onregelmatig de arbeidsovereenkomst zonder dat zijn eigen wil tot beëindiging nog afzonderlijk dient vastgesteld te worden. Die beëindiging kan door de wederpartij worden ingeroepen.

Niet een van de twee gekende vormen van impliciet ontslag lijkt aan de basis daarvan te liggen, maar wel de hierboven vermelde derde vorm, als toepassing van de vertrouwensleer.

Auteurs: Willy van Eeckhoutte en Tom Beckers

Bron: Cass. 19 december 2022, S.18.0045.N

dotted_texture