07/04/20

Coronavirus: moet of mag de werkgever een aanvulling op de werkloosheidsuitkeringen betalen?

Als gevolg van de coronacrisis en de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht worden werknemers geconfronteerd met inkomensverlies. Is de werkgever verplicht een aanvullende vergoeding te betalen?

Als een werknemer tijdelijk werkloos is wegens overmacht als gevolg van de coronacrisis zullen zijn inkomsten dalen. We maken de balans op van wat hij zal ontvangen en in welke mate de werkgever de mogelijkheid heeft of verplicht is een aanvullende vergoeding te betalen.

1. Werkloosheidsuitkeringen

Werknemers ontvangen een bruto-uitkering van 70% van hun normale brutoloon, evenwel geplafonneerd tot 2.754,76 EUR, voor de periode van 1 februari tot en met 30 juni 2020. De maximale uitkering bedraagt dus 1.928,33 EUR.

Van de werkloosheidsuitkering wordt geen RSZ maar wel 26,75% bedrijfsvoorheffing afgehouden, wat dus neerkomt op een maximaal nettobedrag van 1.412,50 EUR.

Er is een wetsvoorstel dat voorziet in een verlaging van 26,75% naar 10%.

Volgens de website van de RVA bedraagt de daguitkering momenteel minimaal 55,59 EUR en maximaal 74,17 EUR (bedragen vanaf maart 2020).

2. Aanvullende vergoeding van de RVA

De RVA betaalt een aanvullende vergoeding van 5,63 EUR per dag tijdelijke werkloosheid wegens overmacht. Dit betekent dus dat een werknemer maximaal 26 x 5,63 = 146,38 EUR zal ontvangen.

Deze aanvullende vergoeding is onderworpen aan 26,75% bedrijfsvoorheffing. Dit komt dus neer op een maximaal nettobedrag van 107,22 EUR.

Een werknemer die een ganse maand werkloos zou zijn wegens overmacht omwille van corona zal dus een netto-inkomen ontvangen van maximaal 1.412,50 EUR + 107,22 EUR = 1.519,72 EUR.

Opgelet: Deze bedragen zijn slechts informatief. Een werknemer die tijdelijk werkloos wordt gesteld, wordt zelden voor een volledige maand vergoed. Het aantal uitkeringen waarop de werknemer voor een maand recht heeft, wordt bepaald in functie van het aantal uren per dag waarop hij tijdens de betrokken maand tijdelijk werkloos werd gesteld (in werkelijkheid worden de uren tijdelijke werkloosheid omgezet in dagen).

3. Aanvulling van de werkgever

In geval van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht is er geen algemene wettelijke verplichting voor de werkgever om een aanvullende vergoeding te betalen.

3.1. Verplichte aanvulling

De werkgever is verplicht een aanvulling bij tijdelijke werkloosheid wegens overmacht te betalen als de sector hierin voorziet.

De sector kan namelijk in het volgende hebben voorzien:

  • een aanvulling (vergoeding bestaanszekerheid) in geval van tijdelijke werkloosheid: bij gebrek aan verduidelijking omvat het begrip tijdelijke werkloosheid alle vormen ervan, met inbegrip van overmacht;
  • een specifieke aanvulling in geval van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht;
  • een specifieke aanvulling in geval van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht in het kader van het coronavirus.

In bepaalde gevallen bepaalt de sector dat de betaling van de aanvulling wordt verricht of terugbetaald door het Fonds.

Gelieve de sectorale documentatie en in het bijzonder de hoofdstukken 2001 of 2002 van uw paritair comité te raadplegen om te weten of uw sector voorziet in een aanvulling.

3.2. Vrijwillige aanvulling

De werkgever heeft ook de mogelijkheid om een gunstiger bedrag dan dat bepaald op sectoraal vlak toe te kennen of, als op dat niveau niets is bepaald, een aanvulling op de werkloosheidsuitkering toe te kennen.

De werkgever kan het bedrag dat hij gaat toekennen in principe vrij bepalen. Deze vrijheid wordt echter genuanceerd door de behandeling op het vlak van de sociale zekerheid en de antidiscriminatieregels.

3.2.1. Aspecten van de sociale zekerheid

Elke aanvulling van de werkgever op de werkloosheidsuitkeringen wordt op sociaal vlak vrijgesteld. Dit valt onder het begrip aanvulling op de voordelen toegekend voor een tak van de sociale zekerheid (waaronder werkloosheid).

Voorwaarden voor vrijstelling op sociaal vlak:

  • de toekenning van dit voordeel mag niet tot het verlies van het sociale voordeel leiden;
  • uit de redenen van toekenning, de aard en de berekeningswijze moet duidelijk blijken dat het effectief gaat om een aanvulling op een sociaal voordeel;
  • de hoogte van de aanvulling mag niet tot gevolg hebben dat de werknemer netto meer zou ontvangen dan wanneer hij gewerkt had.

De RSZ heeft bepaalde punten met betrekking tot deze laatste voorwaarde verduidelijkt.

1° Alle uitkeringen die de werknemer ontvangt, worden in aanmerking genomen

Naast de uitkering van de RVA en eventuele supplementen zoals de 5,63 EUR per dag in het geval van 'tijdelijke werkloosheid wegens overmacht', moet ook rekening worden gehouden met aanvullingen die kunnen worden door een Fonds voor bestaanszekerheid

We raden u dan ook aan om aan de betrokken werknemers het bewijs te vragen van hetgeen ze van de werkloosheidsinstelling hebben ontvangen om deze aanvulling correct te kunnen berekenen.

2° Gelijke behandeling van alle werknemers

De werkgever moet alle werknemers van dezelfde categorie gelijk behandelen:

dit kan door ofwel tot een bepaald percentage van het nettoloon te compenseren;
ofwel door iedereen een forfaitair bedrag te betalen, daarbij in acht nemend dat ook de werknemers met de laagste lonen niet meer mogen ontvangen dan indien ze gewerkt zouden hebben. Het is aan te raden een bedrag per werkloosheidsdag te voorzien.

3° In aanmerking te nemen loon

Er mag rekening gehouden worden met het gemiddelde loon van de voorbije maanden als het gaat om werknemers met een variabel loon.

Er moet alleen rekening gehouden worden met het loon waarop socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn; de aanvullingen moeten dus geen rekening houden met voordelen zoals maaltijdcheques,...

4° Het bruto belastbaar loon wordt in aanmerking genomen

Netto wil niet zeggen dat men zich moet baseren op het nettomaandloon en het nettobedrag van de aanvullingen en RVA-uitkering, maar dat men er rekening mee houdt dat op het loon, de RVA-uitkeringen en aanvullingen andere bedrijfsvoorheffingen gelden.

Als uitgangspunt kunnen dus best de respectievelijke bruto belastbare bedragen worden gehanteerd.

5° Soepelheid van de RSZ

De RSZ heeft er alle begrip voor dat beslissingen snel moesten genomen worden en staat dan ook toe dat indien zou blijken dat de aanvullingen die voor de maand maart worden toegekend te hoog zijn, de werkgever dit mag compenseren door de aanvullingen voor de eerstvolgende maanden te verlagen, ook omdat de definitieve bedragen van de werkloosheidsuitkering niet onmiddellijk bekend zullen zijn.

6° Sanctie

Als de werkgever voornoemde voorwaarden niet naleeft, moet de aanvulling worden beschouwd als gewoon loon dat aan socialezekerheidsbijdragen onderworpen is. De werknemer loopt ook het risico zijn werkloosheidsuitkeringen te verliezen.

3.2.2. Fiscale behandeling

Deze aanvullende vergoeding is onderworpen aan 26,75% bedrijfsvoorheffing.

3.2.3. Overeenkomst

We raden u aan de toekenningsmodaliteiten van deze aanvulling vast te leggen in een individuele of collectieve overeenkomst (duur, bedrag, …).

3.2.4. Voorbeeld

Een werknemer heeft een brutoloon van 3.500 EUR per maand. Zijn belastbaar loon is dus 3.042,55 EUR (3.500 – 13,07%).

Hij is tijdelijk werkloos tijdens een volledige maand (april 2020). Er zijn bestaanszekerheidsuitkeringen in zijn sector voor tijdelijke werklosheid overmacht: 3 EUR per dag (5 dagen/week).

Hij gaat dus krijgen (belastbaar):

  • Werkloosheidsuitkering: 70% van 2.754,76 EUR = 1.928,33 EUR.
  • Aanvullende vergoeding van de RVA: 146,38 EUR.
  • Bestaanszekerheidsuitkering: 63 EUR (21 x 3).
  • Totaal: 1.928,33 + 146,38 + 63 = 2.137,71 EUR.

Belastbaar loon werkgever

Werkloosheid + sector (belastbaar)

Maximale aanvullende vergoeding werkgever

3.042,55 EUR

2.137,71 EUR

3.042,55 – 2.137,71 =

904,84 EUR (op die toeslag is er nog 26,75% bedrijfsvoorheffing verschuldigd)

Nathalie Wellemans - Legal Advisor Sr.

dotted_texture