06/04/10

De lasthebber ad hoc en het faillissement van de vennootschap

Wanneer een vennootschap samen met haar vertegenwoordiger strafrechtelijk wordt vervolgd, luidt de wettelijke regeling (art. 2 V.T.Sv.) dat de bevoegde Rechtbank een lasthebber ad hoc aanstelt om de vennootschap te vertegenwoordigen. Door deze aanstelling wordt het belangenconflict tussen de vennootschap en de natuurlijke persoon die haar vertegenwoordigt opgevangen.

Is er nood aan een lasthebber ad hoc in geval van faillissement van de vennootschap? Naar aanleiding van een faillissement verliest de rechtspersoon immers het beheer over al haar goederen. Vanaf dat ogenblik neemt een curator dit beheer waar. Vraag is of deze curator tevens geschikt is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen op strafrechtelijk gebied, en als het ware de taak van lasthebber ad hoc op zich kan nemen. Een belangrijk onderscheid dient gemaakt naar gelang het tijdstip van het faillissement.

1. De curator verdedigt in wezen de faillissementsboedel, waarbij hij tegelijkertijd de belangen van de rechtspersoon verdedigt, als deze van de schuldeisers. Volgens sommigen is hij dan ook, door de aard van zijn taak, minder geschikt om de rechtspersoon voor de strafrechter te vertegenwoordigen. Hierdoor wordt door de Rechtbank, ingeval de strafvordering ontstaat na het faillissement, soms een lasthebber ad hoc aangesteld, een andere keer neemt de curator deze taak waar. Het verdient evenwel aanbeveling te oordelen dat er geen nood is aan de aanstelling van een lasthebber ad hoc wanneer de strafvordering tegen vennootschap en natuurlijke persoon na het faillissement wordt ingesteld. De natuurlijke persoon die voorheen de vennootschap vertegenwoordigde is hier, op het ogenblik van het instellen van de strafvordering, immers niet meer bevoegd om de rechtspersoon te vertegenwoordigen. Artikel 2bis V.T.Sv. is bijgevolg niet van toepassing. In dergelijk geval lijkt de curator de meest aangewezen persoon om de strafrechtelijke verdediging van de vennootschap op zich te nemen.

2. Dit vraagstuk doet zich eveneens scherp gevoelen indien de vennootschap in de loop van een strafrechtelijke procedure wordt failliet verklaard. Een lasthebber ad hoc werd dan aangesteld voorafgaand aan het faillissement van de vennootschap. Het faillissement doet het potentieel belangenconflict tussen vennootschap en de eveneens vervolgde natuurlijke persoon verdwijnen. Hiermee verdwijnt dus de aanleiding tot aanstelling van de lasthebber ad hoc. De nood aan de lasthebber ad hoc kan dan ook worden bevraagd. Het verdwijnen van het potentieel belangenconflict tussen vennootschap en natuurlijke persoon kent evenwel ook andere mogelijke oorzaken. Zo kan bijvoorbeeld slechts één van hen hoger beroep instellen, of kan een interne vennootschapsbeslissing een andere persoon aanwijzen als vennootschapsvertegenwoordiger in rechte. In elk van deze gevallen blijft de lasthebber ad hoc de vertegenwoordiger op strafrechtelijk vlak. Het Hof van Beroep te Antwerpen oordeelde dan ook recent dat mag worden aangenomen dat de lasthebber ad hoc die werd aangesteld op het ogenblik dat het belangenconflict nog bestond, ook na het verdwijnen ervan exclusief bevoegd blijft om de rechtspersoon te vertegenwoordigen.
De opdracht van de lasthebber ad hoc blijft dus voortduren tot op het einde van de strafprocedure, zelfs indien de rechtspersoon in de loop van deze procedure wordt failliet verklaard.

Bovenstaande problematiek zal, door de uiteenlopende interpretatiemogelijkheden van de regelgeving ter zake, in de praktijk vaak aanzienlijke gevolgen hebben voor het verloop van een strafrechtelijke procedure.

Het verdient dan ook ten zeerste aanbeveling reeds in een vroeg staduim een beroep te doen op een raadsman die met deze materie is vertrouwd.

dotted_texture