14/09/16

Wijziging Decreet Intergemeentelijke Samenwerking: belangrijke gevolgen

Op 17 juni 2016 werd in het Belgisch Staatsblad het Decreet van 13 mei 2016 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking en het Provinciedecreet van 9 december 2005 gepubliceerd.

Dit decreet brengt verscheidende wijzigingen aan het Decreet van 6 juli 2011 houdende de intergemeentelijke samenwerking (hierna het “DIS”). Deze wijzigingen betreffen onder meer de volgende:

  • Binnen bepaalde strikt omschreven voorwaarden zal het mogelijk worden dat private partners deelnemen in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, weze het enkel in de sectoren energiedistributie en afval. Deze nieuwe vorm van intergemeentelijke samenwerking krijgt de naam ‘opdrachthoudende vereniging met private deelname’.

  • De voorwaarden betreffen in het bijzonder dat:

    • De private partner geen controlerende of blokkerende macht kan uitoefenen in het intergemeentelijk samenwerkingsverband

    • De private partner kan geen beslissende invloed uitoefenen op het intergemeentelijk samenwerkingsverband

    • Als het intergemeentelijk samenwerkingsverband actief is in de sector van de energiedistributie, dan mag de eventueel deelnemende private partner geen belangen hebben in de deelsectoren “energieproductie” en “energieleverantie”

    • De gezamenlijke private inbreng mag niet meer bedragen van 49% van het totale maatschappelijke kapitaal.
       

  • Provincies die deelnemen in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zullen uiterlijk 31 december 2018 moeten uitgetreden zijn uit het betrokken intergemeentelijk samenwerkingsverband waarin zij deelnemen. Tegen de genoemde datum moeten de statuten aangepast zijn. De partijen dienen ook overeenstemming te bereiken over de overname van de provinciale aandelen en de waarde van de aandelen.

In de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement heeft de oppositie haar bezorgdheid geuit omtrent de uittreding van de provincies uit de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, onder meer wat betreft de financiële gevolgen voor de overige deelnemers bij het intergemeentelijk samenwerkingsverband (en de onzekerheid en onduidelijkheid omtrent het uiteindelijke kostenplaatje nu men luidens het Decreet zelf zal moeten onderhandelen over de waarde van de aandelen). De meerderheid repliceerde hierop dat het merendeel van het door de provincies geplaatst kapitaal zich bevindt bij intergemeentelijke samenwerkingsverbanden inzake afval en energie, voor welke samenwerkingsverbanden net in een oplossing is bepaald. Met betrekking tot deze intergemeentelijke samenwerkingsverbanden wordt thans voorzien dat – binnen bepaalde strikte voorwaarden - privéinbreng mogelijk wordt. Aldus lijkt het dat de decreetgever veronderstelt dat, alleszins in de sectoren afval en energie, de kostprijs van de overname van de provinciale aandelen zal gecompenseerd worden met de inbreng van privékapitaal. [1]

  • Politie- en hulpverleningszones zullen kunnen toetreden tot intergemeentelijke samenwerkingsverbanden

  • Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid kunnen voortaan voorzien in de verwezenlijking van doelstellingen die behoren tot één of meer beleidsdomeinen. Daarbij moeten de (meerdere) doelstellingen van een intergemeentelijk samenwerkingsverband wel steeds duidelijk en duidelijk aflijnbaar worden beschreven en statutair worden verankerd.

  • Niet onbelangrijk voor de praktijk is dat het decreet ook de overname regelt van installaties bij ontbinding van een intergemeentelijk samenwerkingsverband aan onderhandelde waarde in plaats van tegen boekwaarde. De Memorie van Toelichting bij het wijzigingsdecreet van 13 mei 2016 stelt hieromtrent het volgende:

Dit artikel wijzigt artikel 37 in die zin dat met betrekking tot de overname door een gemeente van de installaties op basis van een recht op voorkeur, niet langer bepaald wordt dat deze overname tegen boekwaarde moet gebeuren. Voortaan bepaalt men in de statuten de waarde waartegen de installaties overgenomen worden.”

(Ontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking en het Provinciedecreet van 9 december 2005, Parl. St, Vl. Parl. (2015-2016), 668, nr. 1, 11-12)

Deze bepaling is voor de praktijk niet onbelangrijk. Nogal wat intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, meer bepaald de dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen, zijn destijds opgericht voor de maximale duurtijd van 18 jaar. Deze duurtijd zal binnen de eerstvolgende jaren voor verschillende intergemeentelijke samenwerkingsverbanden verstrijken met als gevolg dat het betrokken intergemeentelijk samenwerkingsverband een einde zal nemen. Aldus zullen de gemeenten op dat ogenblik via hun recht van voorkeur de installaties gelegen op hun grondgebied kunnen overnemen. Dat zal dan niet meer tegen de boekwaarde van deze installaties zijn – zoals voorheen, vóór het wijzigingsdecreet, -, maar tegen de onderling over te komen en in de statuten te bepalen waarde. De Memorie van Toelichting stelt hieromtrent het volgende: [2]

Bij een vervroegde ontbinding van dienstverlenende of opdrachthoudende intergemeentelijke samenwerkingsverbanden heeft de deelnemende gemeente een recht van voorkeur op overneming van de op haar grondgebied gelegen installaties tegen boekwaarde (artikel 37, DIS). De ABB-VVSG werkgroep acht dit terecht een probleem omdat die boekwaarde niet noodzakelijkerwijs de reële waarde weerspiegelt en andere gemeenten die deel uitmaken van het verband op deze manier ernstig kunnen worden benadeeld. Het is derhalve wenselijk om de notie ‘tegen boekwaarde’ uit het DIS te schrappen en de waardebepaling en verdeling van de goederen over te laten aan de onderhandelingen tussen de gemeentelijke partners.”

Wel is het mogelijk om de duurtijd van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden te verlengen zodat de vraag omtrent de overname van de installaties desgevallend kan worden uitgesteld. Een verlenging van de duurtijd kan echter in principe niet zomaar worden doorgevoerd. Elke verlengingsbeslissing dient in principe vooraf gegaan te worden door een evaluatie van de voorbije periode en een verantwoording voor de verlenging te bevatten. [3]

Het merendeel van de bepalingen van het wijzigingsdecreet is op 27 juni 2016 in werking getreden. De wijzigingen aan het DIS die het gevolg zijn van het verbod tot deelname van provincies aan intergemeentelijke samenwerkingsverband treden in werking op 1 januari 2019.

Auteurs:

Simon Verhoeven en Evelien Bruyninckx

Meer informatie: Prof dr. Steven Van Garsse Equator Advocaten Brussel/Antwerpen


Voetnoten:

[1] https://www.vlaamsparlement.be/plenaire-vergaderingen/1053063/verslag/1054961

[2] Part. St., Vl. Parl. (2015-2016), 668/1, 8.

[3] Parl. St. Vl. Parl. (2000-01), 565/1, 17.

dotted_texture