Of u nu een boetiek opent, een koffiebar uitbaat of een tijdelijke pop-up start: uw handelspand is vaak het kloppend hart van uw onderneming. Ook als verhuurder van een kantoor, magazijn of winkel is dat handelspand meer dan een investering: het markeert het begin van een duurzame relatie met uw professionele huurder. Een helder juridisch kader is van bij de start essentieel, niet alleen om de samenwerking goed te structureren, maar ook om latere discussies te vermijden.
Wanneer is de handelshuurwet van toepassing? En wanneer valt een overeenkomst onder het pop-updecreet? Advocaten Stefanie Claeys, Marlies Janssens en Dorien Avaux zetten het toepassingsgebied van beide regimes glashelder uiteen.
Twee wettelijke regimes voor commerciële huur
In België bestaan er twee wettelijke regimes voor commerciële huur: de handelshuurwet en het pop-updecreet. De Wet van 30 april 1951 betreffende de handelshuurovereenkomsten vormt het klassieke kader voor ondernemingen die hun handelsactiviteit op een vaste locatie uitoefenen. Het Vlaams decreet van 17 juni 2016 betreffende handelshuur van korte duur, beter bekend als het pop-updecreet, biedt dan weer een flexibel alternatief voor tijdelijke handelshuur.
Beide regelgevingen vertrekken vanuit hetzelfde uitgangspunt: een evenwicht creëren tussen huurder en verhuurder, met bescherming voor de onderneming die in het pand haar cliënteel opbouwt. Welk regime van toepassing is, hangt af van de duur van het huurcontract.
Handelshuurwet: het klassieke kader voor duurzame handel
De handelshuurwet biedt een dwingend wettelijk kader voor ondernemingen die hun handelsactiviteit op een vaste locatie uitoefenen. Ze wil stabiliteit en rechtszekerheid creëren voor beide partijen, en vormt zo de basis voor een langdurige samenwerking.
"De handelshuurwet erkent dat een onderneming vaak letterlijk verankerd is in haar locatie. Een stabiel en doordacht huurkader is daarom essentieel voor beide partijen."
1. Territoriaal toepassingsgebied handelshuurwet
Het wettelijk regime rond handelshuur geldt enkel voor onroerende goederen gelegen in België. De ligging van het pand bepaalt dus het toepasselijk recht, ongeacht waar de huurder of verhuurder gevestigd is.
2. Materieel toepassingsgebied handelshuurwet
Om binnen het toepassingsgebied van de handelshuurwet te vallen, moeten vijf voorwaarden samen vervuld zijn:
-
Er is een huurprijs | De overeenkomst moet een tegenprestatie voorzien voor het gebruik van het pand.
-
Het gaat om een onroerend goed (of een deel ervan) | De wet geldt enkel voor gebouwen of delen van gebouwen, niet voor roerende installaties zoals een foodtruck of marktkraam.
-
Het pand wordt hoofdzakelijk gebruikt voor kleinhandel of ambacht | De huurder oefent er een activiteit uit met rechtstreeks contact met het publiek, denk aan een bakkerij, kapsalon of juwelier.
-
De handelsbestemming overheerst | In geval van gemengd gebruik (handel en bewoning) moet het handelskarakter de hoofdfunctie blijven.
- Rechtstreeks contact met het cliënteel is bepalend | De onderneming bouwt op die specifieke plaats haar klantenkring op door het fysieke contact. Een loutere opslagplaats of een internetbedrijf valt bijgevolg niet onder het toepassinggebied.
Opgelet: Het hoeft niet noodzakelijk te gaan om een handelspand in de enge zin van het woord. Ook een woning of appartement dat normaal bestemd is voor bewoning kan onder het toepassingsgebied van de handelshuurwet vallen. De aard van het onroerend goed is dus niet beslissend, al kan de inrichting wel een aanwijzing vormen van de werkelijke handelsbestemming.
Wordt aan één of meer van deze voorwaarden niet voldaan, dan valt de overeenkomst terug op het gemeen huurrecht. Sommige partijen kiezen er bewust voor om de handelshuurwet contractueel van toepassing te verklaren, bijvoorbeeld om te genieten van de bescherming en het vast kader die ze biedt.
Vragen over handelshuur? In februari 2026 organiseert NOMA twee live-seminaries in Brussel en Brugge. Laat hier alvast uw gegevens achter, we houden u graag op de hoogte. >>
3. Persoonlijk toepassingsgebied handelshuurwet
De verhuurder kan zowel een particulier, onderneming als overheid zijn. De huurder is doorgaans een handelaar of vennootschap die het pand gebruikt voor commerciële doeleinden.
Wie de overeenkomst ondertekent, blijft partij voor de volledige duur van de huur, ook bij hernieuwing. Een opzeg of aanvraag tot verlenging moet dus steeds uitgaan van alle oorspronkelijke ondertekenaars.
Pop-updecreet: flexibel ondernemen in een tijdelijk kader
Niet elke ondernemer wil zich negen jaar vastleggen. Voor kortlopende huurcontracten geldt in het Vlaams Gewest het pop-updecreet, dat flexibiliteit biedt voor handelshuur van maximaal één jaar.
De basisvoorwaarden zijn grotendeels dezelfde als die van de handelshuurwet: het moet gaan om kleinhandel of ambacht met rechtstreeks contact met het publiek. Het verschil zit in de mogelijke duurtijd: het pop-updecreet laat een kortere duurtijd toe, met beperkte verlengingen.
“Het pop-updecreet laat ondernemers testen en groeien zonder zich jarenlang te binden. Zodra de huur één jaar overschrijdt, geldt het klassieke handelshuurregime.”
Wordt een pop-upcontract verlengd en overschrijdt de totale looptijd één jaar, dan wordt het van bij de aanvang van de overeenkomst beschouwd als een handelshuurovereenkomst van negen jaar, met alle bijhorende rechten en verplichtingen.
Handelshuur in België, evenwicht als fundament
Of het nu gaat om een klassieke handelshuur of een tijdelijke pop-up, de sleutel ligt in evenwicht. NOMA streeft ernaar dat huurder en verhuurder op één lijn zitten. Een handelshuurovereenkomst is geen eenzijdige deal, maar een duurzame samenwerking die helderheid en zekerheid vraagt.