04/03/24

Nieuw Belgisch Strafwetboek aangenomen

Op 22 februari 2024 nam de Kamer van Volksvertegenwoordigers de Wetsontwerpen tot invoering van Boek I en Boek II van het Strafwetboek aan. Op termijn zal het nieuwe wetboek het bestaande Strafwetboek van 1867 vervangen. Boek I heeft betrekking op de algemene regels van het strafrecht en Boek II omvat de gemeenrechtelijke misdrijven en hun straffen. De hervorming wil een eigentijds en toekomstbestendig strafwetboek tot stand brengen.


De hervorming van het Strafwetboek was een proces van lange adem. Het  Strafwetboek dateert dan ook van 1867 en de uiteindelijk aangenomen Wetsontwerpen werden voorafgegaan door talrijke gestrande pogingen tot hervorming van het gedateerde Strafwetboek van 1867. 

In deze e-zine wordt ingegaan op een aantal onderdelen van het nieuwe wetboek.

Boek I

Boek I van het nieuwe Strafwetboek (“Nieuw Sw.”)  omvat de algemene regels van het strafrecht, zoals de regels in verband met het materieel en moreel bestanddeel van het misdrijf, daderschap en strafbare deelneming, poging en de verschillende straffen. Een aantal bepalingen van Boek I ogen bekend omdat zij in zekere mate overeenstemmen met bepalingen van het huidige Strafwetboek of een codificatie van rechtspraak vormen. Dat neemt niet weg dat daarbij aanpassingen of vereenvoudigingen werden aangebracht aan bestaande concepten.

Een aantal concepten werden recentelijk al aangepast en worden niet grondig hervormd in het nieuwe wetboek. Een voorbeeld hiervan is de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen. 

Andere bepalingen en concepten werden daarentegen wel degelijk in een nieuw jasje gestoken. Een eerste voorbeeld is de afschaffing van de klassieke driedeling tussen misdaden, wanbedrijven en overtredingen. In het nieuwe wetboek zal voorgaand onderscheid verdwijnen en wordt de term misdrijven gehanteerd. Hierdoor komt o.a. een einde aan de correctionalisering die momenteel voortdurend plaatsvindt en die er onder meer toe leidt dat valsheid in geschriften, volgens het oude Strafwetboek een misdaad, herleid wordt tot een wanbedrijf en zo toch door een correctionele rechtbank behandeld kan worden.

Een zeer relevante bepaling is artikel 7 Nieuw Sw. Die bepaling heeft betrekking op het moreel bestanddeel van het misdrijf.  Minstens vereist het moreel bestanddeel dat de dader bewust en uit vrije wil handelt. Verder verduidelijkt die bepaling dat de wet bijkomende vereisten kan stellen opdat aan het moreel bestanddeel voldaan zou zijn. Niet alleen algemeen en bijzonder opzet komen verder in dat artikel aan bod, maar ook het moreel bestanddeel van onopzettelijke misdrijven wordt toegelicht. Wat die laatste misdrijven betreft, wordt expliciet verwezen naar de zware fout. Die notie bestaat uit een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid. Momenteel volstaat de lichtste fout nog voor bijvoorbeeld onopzettelijke doding en onopzettelijke slagen en verwondingen, maar het nieuwe wetboek legt de lat hoger. Op die wijze komt er voor een aantal misdrijven een einde aan de eenheid van de strafrechtelijke en burgerlijke fout. Bijzondere wetten kunnen overeenkomstig artikel 78 Nieuw Sw. nog steeds het loutere gebrek aan voorzorg en voorzichtigheid strafbaar stellen.

Een andere relevante vernieuwing is de uitbreiding van de strafbare poging tot alle opzettelijke misdrijven. Momenteel zijn pogingen tot misdaad wel degelijk strafbaar, maar zijn pogingen tot wanbedrijf niet strafbaar, tenzij de wet dit bepaalt. Dat heeft tot gevolg dat een poging tot oplichting bijvoorbeeld wel strafbaar is, maar een poging tot misbruik van vertrouwen niet. Dit onderscheid zal dus verdwijnen. Voor strafbepalingen die opgenomen zijn in bijzondere wetgeving moet die uitbreiding wel samengelezen worden met de artikelen 77 en 78 Nieuw Sw.

Ook de regeling inzake daderschap en strafbare deelneming wordt aangepast. Het nieuwe wetboek legt diverse deelnemingsvormen vast. Zo is bijvoorbeeld een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die wetens en willens op betekenisvolle wijze bijdraagt tot een misdrijf strafbaar indien hij nalaat te handelen en hierdoor het plegen van het misdrijf rechtstreeks heeft bevorderd of vergemakkelijkt. In de nieuwe regeling wordt het onderscheid tussen mededaders en medeplichtigen verlaten en deelnemers kunnen worden bestraft als daders. 

Vernieuwend is verder ook de wettelijke verankeringen van de strafdoelen. Van rechters wordt vereist dat zij een rechtvaardige proportionaliteit tussen het misdrijf en de straf zoeken en dat zij de ongewenste neveneffecten van de straf in overweging nemen. Bij de bestraffing van een rechtspersoon kan bijvoorbeeld met de impact op werknemers rekening gehouden worden.

Een andere vernieuwing is te vinden in de op natuurlijke personen en rechtspersonen toepasselijke straffen. Met het oog op duidelijkheid en coherentie van straffen, wordt een schaal voor hoofdstraffen, onderverdeeld in 8 strafniveaus, geïntroduceerd. Wat rechtspersonen betreft, zal het conversiemechanisme opgenomen in artikel 41bis van het huidige Strafwetboek plaatsmaken voor eigen afzonderlijke strafniveaus van hoofdstraffen. Hierdoor zullen de straffen voor natuurlijke personen niet langer geconverteerd moeten worden om tot de op rechtspersonen toepasselijke straf te komen. Bijvoorbeeld, voor een natuurlijke persoon omvat niveau 3 een gevangenisstraf van meer dan drie jaar tot ten hoogste vijf jaar of een behandeling onder vrijheidsberoving van meer dan twee jaar tot ten hoogste vier jaar. Voor rechtspersonen stemt niveau 3 overeen met een geldboete van meer dan 360.000 EUR tot ten hoogste 600.000 EUR.

Door toepassing van verzachtende omstandigheden kan men zakken naar lagere strafniveaus. Zo zal een hoofdstraf van niveau 3 herleid kunnen worden naar strafniveau 1. De rechter kan overigens geen gevangenisstraf opleggen voor misdrijven die worden bestraft met een hoofdstraf van niveau 1. Voor rechtspersonen wordt er de mogelijkheid ingevoerd om een dienstverleningsstraf op te leggen, naar analogie met de werkstraf voor natuurlijke personen.

Het nieuwe wetboek omvat ook een aantal facultatieve of verplichte bijkomende straffen, zoals de bijkomende geldboete of de verbeurdverklaring, het beroepsverbod of nog de sluiting van een inrichting.

De strafrechter beschikt eveneens over de mogelijkheid om - in de plaats van een bijkomende geldboete - een geldstraf vastgesteld op basis van het verwachte of uit het misdrijf behaalde vermogensvoordeel op te leggen, wanneer het gepleegde misdrijf ertoe strekte om een (on)rechtstreeks vermogensvoordeel te behalen. Deze straf wordt opgelegd wanneer de strafrechter een bijkomende geldboete onvoldoende acht om tot een gepaste bestraffing te komen. In dergelijke situatie kan de strafrechter elk van de daders veroordelen tot de betaling van een som die overeenstemt met maximum het drievoud van de waarde van het vermogensvoordeel dat de dader(s) (on)rechtstreeks uit het misdrijf hebben behaald of hoopten te behalen. Deze straf kan worden opgelegd bovenop de verbeurdverklaring. De praktijk zal uitwijzen hoe vaak rechtbanken en hoven een dergelijke geldstraf zullen opleggen, onder meer in het licht van hun plicht om een rechtvaardige proportionaliteit tussen het misdrijf en de straf te zoeken.

Bij de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving zullen de opdeciemen op nul worden gezet zodat, minstens tijdelijk, de geldboetes van het nieuwe wetboek niet vermenigvuldigd moeten worden met 8, zoals thans het geval is.

Belangrijk voor het ondernemingsstrafrecht zijn de regels die de verhouding regelen tussen Boek I en de uitgebreide bijzondere strafwetgeving opgenomen in andere normen dan het Strafwetboek. Bij gebreke aan andersluidende bepalingen in de bijzondere wetten en verordeningen, zijn de bepalingen van Boek I toepasselijk op misdrijven die daarin strafbaar worden gesteld. Het nieuwe wetboek voegt verder een conversiemechanisme in. Dat zal gehanteerd worden om de strafmaten om te zetten en te bepalen in bijzondere wetgeving die de strafniveaus 1-8 niet hanteert. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het Wetboek Economisch Recht of het Sociaal Strafwetboek. Voor de geldboetes uit bijzondere wetgeving gelden ook specifieke regels. Indien de bijzondere wetgeving bijvoorbeeld naast de hoofdstraf voorziet in een geldboete als bijkomende straf, wordt het bedrag van de geldboete door die bijzondere wet geregeld (vermenigvuldigd met opdeciemen). Ook inzake poging, strafbare deelneming en verzachtende omstandigheden bevat het nieuwe wetboek specifieke regels voor strafbepalingen in bijzondere wetgeving.

Boek II

Boek II van het nieuwe Strafwetboek omvat de strafbaarstellingen met betrekking tot de inbreuken op de meest essentiële waarden en rechtsgoederen van de samenleving. Daarom is het volgens de wetgever in belangrijke mate een weerspiegeling van de waarden en normen die bescherming verdienen in onze maatschappij. De hervorming houdt onder andere in dat bepaalde misdrijven worden gedepenaliseerd of gedecriminaliseerd, dat nieuwe misdrijven worden ingevoerd, dat voor bepaalde misdrijven de straffen worden aangepast of dat strafbepalingen worden aangepast om een coherent geheel te vormen in het nieuw Strafwetboek en/of om beter in overeenstemming te zijn met de realiteit. 

Ecocide is zo’n nieuwkomer, m.n. het opzettelijk plegen, door handelen of nalaten, van een illegale handeling, die ernstige, grootschalige en langdurige milieuschade veroorzaakt. Om tot strafbaarstelling te leiden, is opzet vereist en bovendien de kennis van de persoon (natuurlijke of rechtspersoon) dat deze handeling dergelijke schade zou toebrengen aan het milieu. Voor de toepassing van dit nieuw misdrijf worden de begrippen milieu, ernstige, grootschalige en langdurige schade wettelijk verankerd. Zo moet, om te kwalificeren als ecocide, de schade o.a. (i) onomkeerbaar zijn of niet binnen een redelijke termijn door natuurlijke regeneratie kunnen worden hersteld (langdurig) en (ii) zich uitstrekken tot buiten een beperkt geografisch gebied (grootschalig). Bovendien is deze handeling slechts strafbaar naar Belgisch recht in zoverre deze handeling betrekking heeft op een inbreuk op federale of internationale wetgeving of zover de handeling niet in België kan worden gelokaliseerd. De bevoegdheid van de regio’s inzake bescherming van het leefmilieu beperkt de draagwijdte van het misdrijf dus ernstig.  

Een andere nieuwkomer is verberging van bewijs. Dit misdrijf omvat het vernietigen, verbergen of aan het onderzoek onttrekken van voorwerpen waarop of waarmee het misdrijf is gepleegd of van andere sporen van het misdrijf of voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen. Het vereiste morele bestanddeel is het oogmerk om een door een derde gepleegd misdrijf te verdoezelen of de opsporing, vervolging of bestraffing ervan te beletten of te bemoeilijken.

Andere bestaande misdrijven worden dan weer gewijzigd. Zo werd de verstoring van de vrijheid van opbod of van inschrijving hertekend en uitgebreid. Het nieuwe misdrijf wordt als volgt gedefinieerd: “Belemmering of verstoring van de vrijheid van opbod of van inschrijving is het bedrieglijk of met het oogmerk om te schaden artificieel beperken van de oproep tot mededinging of het vertekenen van de normale mededingingsvoorwaarden, door middel van geweld, bedreiging of gelijk welk ander bedrieglijk middel, bij het toewijzen van rechten op roerende of onroerende goederen, een aanneming, een levering, een uitbating of enige dienst, dan wel bij de plaatsing van een overheidsopdracht of een concessieovereenkomst.” In het nieuwe wetboek worden valsheid in geschriften en informaticavalsheid herschreven en opgenomen in een artikel i.t.t. wat thans het geval is. Wat de insolventiemisdrijven betreft, valt het op dat de strafmaat van diverse misdrijven, thans nog strafbaar met gevangenisstraf, verlaagd wordt tot niveau 1. Ook de bepalingen inzake witwassen worden opnieuw gewijzigd. 

Andere misdrijfbepalingen werden recentelijk al aangepast en ondergaan thans geen noemenswaardige wijzigingen. Zo werd misbruik van vertrouwen al bij Wet van 12 juli 2023 herschreven. De recente wetsaanpassingen aan dat misdrijf alsook aan andere vermogensmisdrijven, komen vanzelfsprekend aan bod tijdens ons webinar over interne bedrijfsfraude op 24 april 2024. 

Inwerkingtreding

Met uitzondering van de bepalingen inzake behandeling onder vrijheidsberoving en verlengde opvolging, treden Boeken I en II van het nieuwe wetboek in principe in werking twee jaar na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. Tijdens de parlementaire behandeling van de wetsontwerpen bleek reeds dat dit ambitieus is bijvoorbeeld omwille van de aanpassingen aan andere wetten die noodzakelijk zijn en de diverse technische wijzigingen die nodig zijn binnen de informaticasystemen van justitie. Het huidige Strafwetboek zal in ieder geval nog een tijd zijn relevantie behouden: voor misdrijven die gepleegd zijn voor de inwerkingtreding van het nieuwe wetboek, rijst de vraag welke bepalingen toepassing moeten vinden gelet op de verplichting om de voor de vervolgde meest gunstige bepalingen toe te passen.

dotted_texture