12/12/19

Doelgroepvermindering “eerste aanwervingen”: een opfrissing van de regels

Het Arbeidshof van Luik buigt zich over de kwestie van de doelgroepvermindering “eerste aanwervingen” en over het begrip “technische bedrijfseenheid”. Het Hof onderzoekt of er al dan niet sprake is van een werkelijke aanwerving die recht geeft op de vermindering. Hierbij worden een aantal principes herhaald.

De feiten 

Twee afzonderlijke vennootschappen baten elk een apotheek uit. In 2008 en 2012 koopt een BVBA bijna alle aandelen van de twee vennootschappen. De BVBA wordt zaakvoerder bij de ene en gedelegeerd bestuurder bij de andere. 

In 2013 sluit één vennootschap zijn apotheek. In 2016 krijgt deze evenwel de toelating van de bevoegde instanties om de apotheek 20 km verder te verplaatsen. Vervolgens vraagt hij de vermindering van sociale zekerheidsbijdragen wegens “eerste aanwervingen”, als gevolg van twee aanwervingen die in het kader van deze verhuizing plaatsvinden. Deze verminderingen worden eerst toegekend en vervolgens geweigerd door de RSZ.

De vennootschap betwist deze beslissing voor de arbeidsgerechten. 

De beslissing van het Arbeidshof 

De doelgroepvermindering “eerste aanwervingen” bestaat uit een vermindering van de werkgeversbijdragen tijdens een bepaald aantal kwartalen voor de eerste zes werknemers die in dienst worden genomen. Voor de eerste werknemer geldt de vermindering zelfs voor onbepaalde tijd. De nieuwe werkgever heeft evenwel geen recht op de vermindering als de nieuw aangeworven werknemer een werknemer vervangt die in de vier kwartalen voorafgaand aan de indienstneming actief was in dezelfde technische bedrijfseenheid (TBE). 

Om te beoordelen of dergelijke vervanging bestaat, moet men voor de vier kwartalen het aantal werknemers in de TBE vergelijken met het aantal werknemers na de aanwerving in dezelfde TBE. Met andere woorden, de nieuwe aanwerving impliceert niet alleen een nieuwe aanwerving, maar ook de toename van de werkgelegenheid binnen de TBE. 

In dit geval was het werkgelegenheidsniveau in beide ondernemingen na de aanwervingen waarvoor de doelgroepvermindering werd gevraagd, niet hoger dan in de vier voorgaande kwartalen. Bij de beoordeling van het bestaan van nieuwe aanwervingen en dus van de verminderingen, onderzocht het Hof alleen of de twee ondernemingen samen één TBE vormden. Indien niet, dan kon de betrokken onderneming die de aanwervingen had gedaan, van de vermindering kunnen genieten, en omgekeerd.  

Het Hof kwam tot het besluit dat er sprake was van één TBE, rekening houdend met de volgende sociaaleconomische criteria: 

  • Beide ondernemingen hebben een gemeenschappelijke aandeelhoudersstructuur die vrijwel volledig in handen is van dezelfde BVBA. Deze laatste, die één persoon is, is de zaakvoerder van één vennootschap en de gedelegeerd bestuurder van de andere;
  • Naast hun gemeenschappelijke werknemer oefenen beide ondernemingen dezelfde activiteit uit, namelijk de uitbating van een voor het publiek toegankelijke apotheek;
  • Deze activiteiten worden geografisch gezien relatief dicht bij elkaar uitgevoerd, terwijl ze toch ver genoeg van elkaar liggen om niet met elkaar te concurreren. Dit ondersteunt het idee van één enkele activiteit die zich geografisch uitbreidt.

Aangezien de twee vennootschappen één TBE vormen en het aantal werknemers voor en na de aanwervingen gelijk blijft, is de vereiste toename van de werkgelegenheid niet aanwezig. De betrokken onderneming kan dus niet in aanmerking komen voor de doelgroepvermindering en wordt veroordeeld tot betaling aan de RSZ van de achterstallige socialezekerheidsbijdragen. 

Te onthouden?

Om in aanmerking te komen voor de doelgroepvermindering “eerste aanwervingen” mag de nieuw in dienst genomen werknemer niet in de plaats treden van een werknemer die al actief was in dezelfde technische bedrijfseenheid (TBE). Het bestaan van een dergelijke TBE wordt onderzocht op basis van sociaaleconomische criteria. 

?

Bron: Arbh. Luik, 22 augustus 2019, A.R. nr. 2018/AN/138, onuitgeg.

dotted_texture