30/07/18

Ook de gemeente voor de strafrechter: einde van de strafrechtelijke immuniteit voor publiekrechtelijke rechtspersonen

Een aantal publiekrechtelijke rechtspersonen konden tot voor kort niet strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden, zoals de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten of de lokale besturen. Dat verandert vanaf 30 juli 2018, met de inwerkingtreding van de wet van 11 juli 2018. De wet van 11 juli 2018 heft de strafrechtelijke immuniteit van deze overheden immers op. 

De strafwet beperkt zich niet tot de gemene misdrijven. Ook de bijzondere wetgeving van toepassing op deze rechtspersonen kent vaak strafbepalingen, zo bijvoorbeeld de milieuwetgeving, de privacywetgeving, arbeidsregels of de regelgeving over openbare aanbestedingen. Een hernieuwde beoordeling van het strafrechtelijk risico door deze rechtspersonen dringt zich dan ook op.

Een aantal publiekrechtelijke rechtspersonen genoten tot voor kort immuniteit van strafrechtelijke vervolging. De strafrechtelijke verantwoordelijkheid werd uitgesloten voor publiekrechtelijke rechtspersonen met rechtstreeks verkozen organen of deze waarvan de samenstelling van de organen indirect door rechtstreekse verkiezingen wordt bepaald. 

Dit werd verantwoord op basis van hun bijzondere eigenschappen in vergelijking met andere publiekrechtelijke rechtspersonen: omdat zij een essentiële politieke opdracht uitvoeren, hun organen democratisch verkozen zijn of onder rechtstreekse politieke controle staan. Bovendien wilde de wetgever vermijden dat de politieke strijd werd gevoerd via een strafrechtelijke klacht. Volgens het Grondwettelijk Hof betekende deze regel geen schending van het gelijkheidsbeginsel. In de ons omringende landen bestaat er geen algemene immuniteit voor deze rechtspersonen, maar wordt de strafrechtelijke verantwoordelijkheid veelal uitgesloten voor de uitvoering van taken van algemeen belang.

Geen strafrechtelijke immuniteit meer voor publiekrechtelijke rechtspersonen

De wetgever heeft met de wet van 11 juli 2018 de strafrechtelijke immuniteit van de vermelde publiekrechtelijke rechtspersonen opgeheven. De wet zorgt voor een ingrijpende wijziging met verstrekkende gevolgen voor deze overheden.

Uit de toelichting bij het wetsvoorstel blijkt dat de wetgever in de eerste plaats de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van lokale besturen – in het bijzonder van de gemeenten – wilde regelen. Op die manier zou er een einde komen aan de situatie waarin een burgemeester of schepenen – bij gebrek aan strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de gemeente – worden vervolgd omwille van hun functie. Men dacht hierbij bijvoorbeeld aan de vervolging van een burgemeester voor een dodelijk verkeersongeval op een onvoldoende verlichte gemeenteweg.

De wetgever beperkte zich echter niet tot gemeenten. Voor geen enkele rechtspersoon zal er nog een principiële immuniteit bestaan. Daardoor komen ook andere publiekrechtelijke rechtspersonen in het vizier van de strafwet: de federale Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de hulpverleningszones, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de OCMW's. 

Hierdoor zal de strafrechter alle rechtspersonen zonder onderscheid kunnen veroordelen voor een inbreuk op de strafwet. Een rechtspersoon kan enkel worden veroordeeld (1) indien de feiten een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van het doel van deze rechtspersoon, (2) gebeurden in waarneming van zijn belangen, dan wel (3) indien de feiten gebeurden voor rekening van de rechtspersoon. Voor een gemeente zal dit betekenen dat zij veroordeeld kan worden indien een personeelslid een burger bedreigt en afperst in uitvoering van de dienstverlening van de gemeente, maar niet wanneer deze feiten zich volledig binnen de privésfeer en buiten de werkvloer afspeelden. Evenzeer zal de strafrechter een OCMW kunnen veroordelen wegens een omkoping op aangeven van het Vast Bureau of ten voordele van de OCMW-middelen, maar zal dit niet het geval zijn wanneer de secretaris zich op eigen houtje liet bevoordelen zonder dat de organen op de hoogte waren en het OCMW ingreep zodra dit werd vastgesteld.

De gevolgen: van geen tot mogelijk een hoog financieel plaatje

De wet beperkt de gevolgen van deze gelijkschakeling met andere rechtspersonen. De rechter kan ten aanzien van deze publiekrechtelijke rechtspersonen geen "klassieke" straf opleggen, zoals een boete. De rechter kan dan ook enkel een eenvoudige schuldigverklaring uitspreken.

Deze wijziging heeft mogelijk wel grote gevolgen voor de burgerlijke aansprakelijkheid van de publiekrechtelijke rechtspersonen. In zoverre er schade is door een inbreuk op de strafwet door een publiekrechtelijke rechtspersoon, zal zij deze schade in principe moeten vergoeden. Dit kan dus een grote budgettaire impact hebben. Nu kon het slachtoffer al naar de burgerlijke rechter gaan en een schadevergoeding vragen indien de schade het gevolg was van een buitencontractuele fout door deze rechtspersoon. De bewijslast kon hier echter zeer zwaar wegen. Via het strafrechtelijk onderzoek wordt het slachtoffer voortaan geholpen in deze bewijslast. Indien de strafrechter oordeelt dat er een inbreuk is op de strafwet, staat de burgerrechtelijke fout in principe vast.

De betrokken publiekrechtelijke rechtspersonen doen er dan ook goed aan om zich te beraden over de gevolgen van deze nieuwe wetgeving en om de toekomstige rechtspraak op dit vlak van nabij op te volgen. De strafwet beperkt zich immers niet tot de gemene misdrijven zoals onopzettelijke slagen en verwondingen (bijvoorbeeld bij verkeersongevallen) of omkoping. Ook de bijzondere wetgeving van toepassing op deze rechtspersonen kent vaak strafbepalingen, zo bijvoorbeeld de milieuwetgeving, de privacywetgeving, arbeidsregels of de regelgeving over openbare aanbestedingen. Een hernieuwde beoordeling van het strafrechtelijk risico door deze rechtspersonen dringt zich dan ook op.

Auteurs:

Tom Bauwens, Partner
Bart Martel, Senior Counsel
Catherine Van de Heyning, Senior Attorney
Claire Fornoville, Attorney

dotted_texture