14/02/19

Raad van State versoepelt toegangsvereiste (actueel belang)

De algemene vergadering van de Raad van State heeft in zijn arrest van 15 januari 2019 de ontvankelijkheidsvoorwaarde van het actueel belang enigszins versoepeld. Dit is in navolging van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens die de Raad van State reeds op dat punt terugfloot.

In deze blog wordt een korte round-up gegeven van het belangvereiste en de recente ommezwaai in de rechtspraak hierover. Idereen die ooit een beroep bij de Raad van State instelt, dient hiermee rekening te houden.

1. Korte round-up: belangvereiste bij de Raad van State

Overeenkomstig artikel 19, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State (‘RvS-wet’) kan een vernietigingsberoep voor de Raad van State worden gebracht door elke partij die doet blijken van een benadeling of een belang.

Dit is de zgn. belangvereiste als ontvankelijkheidsvoorwaarde voor het instellen van een procedure bij de Raad van State. Artikel 19 van de RvS-wet verduidelijkt evenwel niet wat precies onder ‘belang’ moet worden verstaan.

De rechtspraak van de Raad van State heeft dit begrip op een strenge  wijze verder ingevuld. Zo beschikt een verzoekende partij over dit rechtens vereiste belang indien twee voorwaarden vervuld zijn:

  • een verzoekende partij moet door de bestreden administratieve rechtshandeling een persoonlijk, rechtstreeks, zeker, actueel en wettig nadeel lijden;
  • de gebeurlijk tussen te komen vernietiging van die rechtshandeling moet haar een direct en persoonlijk voordeel verschaffen, hoe miniem ook.

Het is evenwel vaste rechtspraak van de Raad van State dat het belang van een verzoekende partij moet bestaan op het ogenblik van het indienen van het beroep en ook nog moet bestaan op het ogenblik van de uitspraak in die zin dat de verzoekende partij op dat ogenblik moet aantonen dat hij nog een tastbaar voordeel kan halen uit de vernietiging van de bestreden beslissing. Dit is de zgn. vereiste van het actuele karakter van het belang.

Een verzoekende partij kan zo in de loop van de procedure haar belang bij de procedure verliezen (bijv. door het verlies van hoedanigheid (ontslag uit de schoolraad) of de verkoop van het betrokken goed, …). Dit werd tot nu toe steeds streng door de Raad van State ingevuld: de vordering werd dan standaard onontvankelijk verklaard wegens het gebrek aan een actueel belang.

2. Het Grondwettelijk Hof mildert…

Deze strenge invulling van het belangvereiste werd reeds in navolging van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 30 September 2010 (GwH 30 September 2010, nr. 109/2010, B.4.3) gemilderd. Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat de belangvereiste  niet op een buitensporige restrictieve of formalistische wijze mag worden toegepast.

3. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (‘ERHM’) tikt de Raad van State op zijn vingers...

In de zaak Vermeulen (EHRM 17 juli 2018, Vermeulen t. België) had de Raad van State, als enige bevoegde rechter, het vernietigingsberoep van de heer Vermeulen onontvankelijk verklaard wegens het gebrek aan een actueel belang. De Raad van State kwam tot dit oordeel aangezien de heer Vermeulen uitsluitend een vernietigingsberoep had gericht tegen de beslissing over zijn resultaat van het examen en niet tegen de resultaten van de andere kandidaten, de vaststelling van de reservelijst of de benoeming van de laureaten. Hierdoor waren de resultaten van het vergelijkend examen tijdens de vernietigingsprocedure bij de Raad van State definitief geworden.

Het EHRM oordeelde dat op het ogenblik van het instellen van het beroep van de heer Vermeulen de reservelijst nog steeds geldig was en de heer Vermeulen op dat ogenblik dus wel degelijk een actueel belang had om op te treden. Het EHRM wees er vervolgens fijntjes op dat de heer Vermeulen zijn belang had verloren omwille van de lange duur van de rechtspleging voor de Raad van State. Het hof oordeelde dan ook dat hierdoor de beslissing van onontvankelijkheid van het vernietigingsberoep door de Raad van State het recht op toegang tot een rechtbank in wezen zelf heeft aangetast en niet evenredig was met het beginsel van goede rechtsbedeling (schending van artikel 6, § 1 van het EVRM).

4. De Raad van State versoepelt zijn streng standpunt…

Recent moest de Raad van State opnieuw uitspraak doen over het actueel karakter van het belang van een verzoekende partij.

Het betrof een vernietigingsberoep tegen een gemeenteraadsbeslissing tot het sluiten van een vestiging van een stedelijke basisschool. De verzoekende partij had zijn belang o.a. gesteund op zijn lidmaatschap van de betrokken schoolraad van de (te sluiten) vestiging van de stedelijke basisschool.

In het auditoraatsverslag werd vastgesteld dat verzoekende partij de hoedanigheid (als lid van de schoolraad) heeft verloren om op te komen voor het belang dat de leden van de schoolraad erbij hebben dat het (school)bestuur de bevoegdheid van die schoolraad en bijgevolg de prerogatieven van hem en van zijn leden zou eerbiedigen. Dit lijkt op het eerste gezicht logisch, aangezien de vestiging van de basisschool niet meer bestaat ingevolge de beslissing (en dus ook de corresponderende schoolraad).

De vraag rees vervolgens: is dit standpunt van het auditoraat niet te streng? Hoe kan men dan überhaupt als lid van de schoolraad van een school die wordt gesloten, nog toegang tot rechter hebben om de sluitingsbeslissing aan te vechten? Deze vraag werd voorgelegd aan de algemene vergadering van de Raad van State.

In navolging van het arrest Vermeulen (‘de Raad van State trekt lering uit het arrest …’) erkent de Raad van State dat de invulling van het begrip belang als ontvankelijkheidsvereiste niet tot gevolg mag hebben de kern zelf aan te tasten van het recht van eenieder op toegang tot de rechter, dat inherent is aan de waarborgen geboden bij artikel 6 EVRM.

De Raad stelt vervolgens vast dat op het ogenblik waarop de verzoekende partij het beroep instelde, hij lid was van de schoolraad en hij beschikte over de vereiste hoedanigheid en het vereiste, actuele, functioneel belang tot vrijwaring van de bevoegdheden van de schoolraad en de prerogatieven van zijn leden. Het verlies aan hoedanigheid in de loop van de procedure is niet het gevolg van een handeling die hij zelf heeft gesteld of heeft nagelaten te stellen en die hem persoonlijk verwijtbaar is.

In die concrete omstandigheden aan verzoeker belang ontzeggen omdat hij niet langer lid is van de schoolraad, zou op onevenredige wijze afbreuk doen aan zijn recht op toegang tot de rechter zoals dit is gewaarborgd bij artikel 6, lid 1, EVRM (RvS 15 januari 2019, nr. 243.406, Van Dooren).

5. Is de ontvankelijkheidsvereiste van een actueel belang hiermee vogelvrij verklaard?

Dit is o.i. niet het geval. De Raad van State verbindt wel degelijk een belangrijke randvoorwaarde aan zijn soepelere interpretatie: het verlies van het actueel karakter mag niet het gevolg zijn van een handeling die de verzoekende partij heeft gesteld of heeft nagelaten te stellen en die hem persoonlijk verwijtbaar is.

De overdracht van een goed door een verzoeker zal bijgevolg nog steeds leiden tot het verlies van het actueel karakter. De vraag rijst of een wijziging van regelgeving nog zal kunnen leiden het verlies van een actueel belang. Dat lijkt nu niet langer zo evident.

Zeker is wel dat iedereen die overweegt om een beroep in te stellen bij de Raad van State, met deze rechtspraak rekening dient te houden.

dotted_texture