08/02/11

Fusies en splitsingen tussen non-profitorganisaties

Een nieuwe wet heeft de regelgeving met betrekking tot fusies en splitsingen tussen non-profitorganisaties grondig gewijzigd. Vanaf 25 januari 2010 is het een non-profitorganisatie toegestaan ervoor te opteren om de inbreng om niet van een algemeenheid of van een bedrijfstak in een andere non-profitorganisatie te onderwerpen aan artikel 770 van het Wetboek van Vennootschappen. Deze wijziging maakt een einde aan de juridische onzekerheid die met dit soort transacties gepaard ging.

De Wet van 30 december 2009 (1) introduceerde een nieuwe Titel IIIbis 'inbreng om niet van een algemeenheid of van een bedrijfstak' in de Wet van 27 juni 1921 (hierna de 'V&S-wet’ (2)). Een non-profitorganisatie (3) kan er voortaan voor kiezen om de inbreng om niet van een algemeenheid of van een bedrijfstak in een andere non-profit organisatie aan artikel 770 van het Wetboek van Vennootschappen en de artikelen waarnaar het verwijst te onderwerpen. Meer in het bijzonder betekent dit dat de juridische overdracht van rechtswege zal plaatsvinden en aan derden kan worden tegengeworpen, zodra de nodige wettelijke vormvoorwaarden worden gerespecteerd.  

Fusies en splitsingen van non-profitorganisaties vóór de Wet van 30 december 2009

De V&S-wet bevatte tot voor kort geen enkele bepaling over fusies en splitsingen tussen non-profitorganisaties. Er werden enkel regels opgesteld met betrekking tot de oprichting en ontbinding van non-profitorganisaties. Daarentegen voorziet het Wetboek van Vennootschappen wel in een algemene wettelijke regeling voor vennootschappen, onder welke noemer non-profitorganisaties evenwel niet ressorteren.

Dit betekende echter niet dat deze non-profit entiteiten onderling niet konden fuseren of splitsen. Om hiertoe over te gaan, diende men echter terug te vallen op tal van algemene beginselen, wat al te vaak praktische ongemakken met zich meebracht en voor rechtsonzekerheid zorgde.

Summier verwoord, verliep de fusie procedure 'oude stijl' met name als volgt: (i) het opstellen van een fusievoorstel door de raden van bestuur van de betrokken non-profit organisaties; (ii) de beraadslaging en besluitvorming van de algemene vergadering omtrent de ontbinding van de over te nemen non-profitorganisatie; (iii) de vereffening van de over te nemen non-profitorganisatie (4); en (iv) het overdragen van het actief aan de overnemende non-profitorganisatie.

Fusies en splitsingen van non-profitorganisaties ná de Wet van 30 december 2009

Eerst en vooral dient te worden opgemerkt dat de fusie procedure ‘oude stijl’, zoals hierboven kort aangehaald, nog steeds kan worden gekozen bij een fusie of splitsing van non-profitorganisaties. Dit optierecht valt met name af te leiden uit de woordkeuze die de wetgever heeft gehanteerd bij de redactie van het nieuwe artikel 670 van het Wetboek van Vennootschappen (5). Voortaan stelt dit artikel immers dat ook andere rechtspersonen dan vennootschappen (lees: non-profitorganisaties) van dit regime gebruik kunnen maken.

Om zich op grond van de nieuwe bepalingen te kunnen beroepen op het voordeel van de overgang van rechtswege en de vereenvoudigde tegenwerpelijkheidsvereisten, dienen de non-profitorganisaties die aan de verrichting deelnemen, de volgende procedure evenwel nauwgezet te volgen:

a) Gezamenlijk voorstel van inbreng door de raden van bestuur

De raden van bestuur van de betrokken non-profitorganisaties dienen bij authentieke akte een gezamenlijk voorstel van inbreng van algemeenheid of bedrijfstak op te stellen, waarin verplicht een aantal gegevens dienen in te worden vermeld, zoals de rechtsvorm, naam en doel van de betrokken non-profitorganisaties en de datum waarop de verrichtingen boekhoudkundig worden geacht te zijn verricht door de overnemende vereniging. Dit voorstel van inbreng dient ten minste zes weken vóór het doorvoeren van de inbreng te worden neergelegd op de bevoegde griffie van de rechtbank van koophandel.

b) Schriftelijk verslag van de raad van bestuur

De raad van bestuur van de inbrengende non-profitorganisatie dient vervolgens ten minste één maand vóór de algemene vergadering een omstandig schriftelijk verslag ter beschikking te stellen van haar leden. Hierin dient enerzijds de stand van het vermogen van de betrokken verenigingen te worden uiteengezet, en anderzijds een toelichting en verantwoording vanuit een juridisch en economisch oogpunt van de wenselijkheid van de inbreng, de voorwaarden waaronder en de wijze waarop ze geschiedt, alsook van de gevolgen (6).

c) Beslissing van de algemene vergadering

De algemene vergadering van de non-profitorganisatie die de inbreng doet, moet over de inbreng beslissen, met een minimaal aanwezigheidsquorum van 2/3 van de leden en een 2/3 meerderheid van de stemmen, en ten vroegste zes weken na de neerlegging van het inbrengvoorstel. De algemene vergadering van de verkrijgende entiteit dient de inbreng niet goed te keuren.

d) Akte tot vaststelling van de inbreng

Ten slotte dient de beslissing van de algemene vergadering met betrekking tot de inbreng te worden vastgelegd in een authentieke akte tot vaststelling van inbreng (7). Een uittreksel van deze akte dient te worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel en te worden bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.

Rechtsgevolgen van de nieuwe regelgeving

a) Overdracht van rechtswege van activa en passiva

De inbreng heeft van rechtswege tot gevolg dat de activa en de passiva van de non-profitorganisatie die de inbreng heeft gedaan, worden overgedragen aan de verkrijgende non-profitorganisatie, zonder dat de instemming van schuldeisers of medecontractanten vereist is (8). Bovendien is de overdracht aan derden tegenstelbaar door de loutere bekendmaking van de akte van overdracht in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad (9). De overdracht van de activa en passiva vindt derhalve plaats zonder dat men voor de diverse vermogensbestanddelen de gemeenrechtelijke regels en vormvoorschriften in acht dient te nemen.

b) Schuldeisersbescherming

Daarnaast kunnen schuldeisers een zekerheidsstelling eisen indien een fusie of splitsing verloopt volgens de recent door de wetgever ingevoerde procedure. Ten laatste twee maanden nadat de akten tot vaststelling van de inbreng in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt, kunnen de schuldeisers van iedere non-profitorganisatie die aan de verrichting deelneemt en van wie de vordering is ontstaan voor de bekendmaking ervan en nog niet is vervallen, een zekerheid eisen.

Ten slotte blijft de non-profitorganisatie die de inbreng doet hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden die op de dag van de inbreng zeker en opeisbaar zijn en die worden overgedragen aan de verkrijgende non-profitorganisatie. Deze aansprakelijkheid is echter wel beperkt tot het nettoactief dat de inbrengende non-profitorganisatie behoudt buiten het ingebrachte vermogen.

--------------

(1) Wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (II), B.S. 15 januari 2010, 1889.
(2) Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale vereniging zonder winstoogmerk en de stichtingen, B.S. 1 juli 1921.
(3) Met non-profitorganisaties worden alle rechtsvormen bedoeld waarvoor een verbod op winstuitkering geldt conform de V&S-wet (i.e. vereniging zonder winstoogmerk, stichting (van openbaar of privaat nut) en de internationale vereniging zonder winstoogmerk.
(4) Een specifiek probleem dat rijst bij fusies en splitsingen van non-profitorganisaties betreft artikel 24 van de V&S-wet dat stelt dat het actief van de ontbonden vennootschap slechts kan worden aangewend na aanzuivering van het passief: alle schuldeisers dienen m.a.w. eerst te worden betaald door de vereffenaar vooraleer men over het actief kan beschikken. Deze maatregel is uiteraard gerechtvaardigd indien de non-profitentiteit zijn activiteiten volledig wenst stop te zetten, teneinde de belangen van de schuldeisers van de non-profitentiteit te vrijwaren. Voormeld artikel vormt echter een netelige hinderpaal daar waar het om fusies of splitsingen gaat, aangezien men dan de intentie heeft om (minstens een deel van) de activiteiten verder te zetten.
(5) Art. 670 van het Wetboek van Vennootschappen werd immers ook gewijzigd door de Wet van 30 december 2009.
(6) Art. 761 van het Wetboek van Vennootschappen.
(7) Art. 762 van het Wetboek van Vennootschappen.
(8) Art. 763 van het Wetboek van Vennootschappen.
(9) Art. 765 van het Wetboek van Vennootschappen.

dotted_texture