06/06/16

Meerwaarde en normaal beheer privé-patrimonium: een dubbelzinnig arrest

Op 24 februari 2016 heeft het Hof van Beroep te Brussel een zoveelste beslissing genomen inzake interne meerwaarden. Het loont de moeite om stil te staan bij dit arrest.

In deze materie dient te worden gewezen op het belang dat de hoven en rechtbanken hechten aan « de minst belaste weg », een basisprincipe dat de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB) wel eens naast zich neerlegt … terwijl de DVB nochtans naar eigen zeggen haar inspiratie haalt uit de rechtspraak.
 

1.De feiten

Klassiek geval: inbreng-verkoop (50/50) aan een holdingvennootschap van de aandelen die haar oprichters (natuurlijke personen) bezitten in een operationele vennootschap (in casu een apotheek).

De inbreng wordt gedeeltelijk vergoed met aandelen van de holdingvennootschap, voor de overige (quasi-inbreng) wordt een schuld geboekt op de rekening-courant op naam van de inbrengende oprichters.

De administratie belast (aan het tarief van 33%) het geheel van de door de natuurlijke personen gerealiseerde meerwaarden uit hoofde van diverse inkomsten, omdat deze verrichting volgens haar buiten het kader van het normaal beheer van het privé patrimonium valt. Volgens de administratie is het immers abnormaal dat:

  • de natuurlijke personen de controle behouden over de overgedragen vennootschap door middel van de holdingvennootschap, hetgeen in een ‘normaal beheer’ (bijv. verkoop aan een derde) niet mogelijk was geweest, en

  • de holdingvennootschap heeft niet de financiële middelen om de koopprijs voor de ingebrachte aandelen te betalen, en zal deze slechts kunnen betalen door de dividenden en/of de managementvergoedingen die ze zal ontvangen van de operationele vennootschap.
     

2.Het arrest van 24 februari 2016

Het Hof stelde vooreerst vast dat de betrokken belastingplichtigen geen economische, patrimoniale of familiale redenen aanvoerden ter verantwoording van de verrichting, en dat de verrichting kennelijk door fiscale motieven was ingegeven.

Niet onbelangrijk is dat het Hof deze vaststelling op zich onvoldoende acht om een verrichting als “abnormaal » te bestempelen. Integendeel, volgens het Hof beschikte ook een goede huisvader over de keuze van de minst belaste weg.

Het Hof voegde daar nog aan toe dat het abnormaal karakter van de verrichting beoordeeld moest worden in hoofde van de belastingplichtige natuurlijke personen zelf. Het feit dat een holdingvennootschap een ‘lening’ heeft toegestaan om aandelen te verwerven doet dan ook niet terzake.

Naast deze principiële overwinning voor de belastingplichtige overwoog het Hof evenwel dat:

  • de lening noodzakelijk voor de verwerving van de aandelen niet werd toegestaan door een derde (bijvoorbeeld een bank), maar slechts een boeking van de verschuldigde koopprijs op de rekening-courant van de oprichters betrof;

  • de akte van quasi-inbreng maakte geen enkele melding van modaliteiten of termijnen van terugbetaling;

  • een goede huisvader, in dezelfde omstandigheden geplaatst, zou een dergelijke financiering (zonder bepaling van terugbetalings-modaliteiten) niet hebben toegestaan.

In voorliggende zaak haalde de belastingplichtige alsnog haar slag thuis, vermits het een (heel) oude verrichting betrof. Tevens maakte het Hof toepassing van de oude rechtspraak met betrekking tot de belastbare grondslag … die sinds een wetswijziging uit 2008 niet meer van toepassing is.
 

3. Wat te onthouden?

  1. De overdracht van aandelen (inbreng of verkoop) door een belastingplichtige aan een door hem gecontroleerde holdingvennootschap valt op zich niet buiten het kader van een normaal beheer van het privépatrimonium, zelfs wanneer de overdracht geschiedt met een (quasi) exclusief fiscaal doel;

  2. Een normaal beheer impliceert echter dat de overdrager een houding aanneemt die economisch zinvol is: aandelen overdragen aan een derde (die men al dan niet controleert), zonder de terugbetalingsmodaliteit en -termijnen vast te leggen, is geen « normale » gedraging van een zorgvuldig en redelijk persoon.

  3. De feiten waarvan het Hof kennis nam dateerden van vóór de invoering van een nieuwe algemene antimisbruikbepaling waarmee « zuiver fiscale » verrichtingen voortaan kunnen worden geherkwalificeerd

Een herkwalificatie in het kader van de anti-misbruikbepaling zou er niet toe mogen leiden dat de verwezenlijkte meerwaarden als diverse inkomsten worden belast (aan het tarief van 33%).

Bij de antimisbruikbepaling gaat men er immers van uit dat de belastingplichtige een verrichting heeft uitgevoerd zonder geldige economische verantwoording en “ in overtreding met het doel van een fiscale bepaling”. Het overdragen van aandelen aan een holdingvennootschap kan bezwaarlijk strijdig worden bevonden met het doel van de in casu toepasselijke fiscale bepaling.

Men zou enkel kunnen aanvoeren dat de belastingplichtigen, door de verwezenlijking van interne meerwaarden, de uitbetaling van een dividend vermeden, en dat de verrichting bijgevolg strijdig is met het doel van de bepalingen die een dividenduitbetaling belasten (aan een tarief van 27%).

De DVB onderzoekt bij individuele aanvragen vaak of het doel van dergelijke verrichting er in bestaat om in het verleden gespaarde liquiditeiten belastingvrij uit te keren. Daarbij wordt in de rulingpraktijk van de DVB de term “overtollige liquiditeiten” gehanteerd.

Het begrip “overtollige liquiditeiten” zou slechts relevant mogen zijn wanneer het gaat om “zuiver fiscale” verrichtingen of verrichtingen waarbij de niet-fiscale overwegingen dermate licht doorwegen dat een normaal zorgvuldig en redelijke persoon de verrichting niet als dusdanig zou hebben uitgevoerd, d.i. zonder het fiscale voordeel.

Een algemene en systematische toepassing van dit begrip zou moeten worden uitgesloten, zeker wanneer een overdracht van aandelen berust op werkelijke motieven van economische, financiële, familiale of andere aard die als dusdanig terug te vinden zijn.

Het begrip “overtollige liquiditeiten” is voor het overige ook onnodig voor het bepalen van het belastbaar karakter van interne meerwaarden, en zou in dit stadium niet aan bod mogen komen.

De houding van de administratie, en met name van de DVB, waarbij een dergelijk begrip in ogenschouw wordt genomen, is dan ook vatbaar voor kritiek.

dotted_texture