10/05/17

De burgerlijke maatschap met vruchtgebruik: VLABEL viseert vanaf 1 juni 2017 alle opgespaarde vruchten – wat nu?

Context en toepassingsgebied

Het nieuwe standpunt van 27 april 2017 is een vervolg op de zogenaamde "afschaffing van de kaasroute" (reeds eerder aan de kaak gesteld in Eubelius Spotlights juni 2016) Het is inderdaad precies één jaar geleden dat VLABEL zijn pijlen richtte op niet geregistreerde schenkingen van effecten en geldbeleggingen waarbij de schenker zich het vruchtgebruik voorbehield. Ingevolge de beslissing van 25 april 2016 zouden dergelijke ongeregistreerde schenkingen van de blote eigendom van effecten en geldbeleggingen, verricht vanaf 1 juni 2016, tóch tot de nalatenschap van de schenker worden gerekend. Ze zouden dus niet langer aan erfbelasting ontsnappen, ondanks het bestaan van een civielrechtelijk perfect geldige schenking (men denke aan een handgift met pacte adjoint of een Nederlandse authentieke akte). VLABEL beschouwt dergelijke schenkingen als "fictief"/"onbestaand", zogenaamd op grond van artikel 2.7.1.0.7 VCF. De enige manier om hier volgens VLABELs spelregels aan te ontsnappen, is om te opteren voor een geregistreerde schenking. In mensentaal: enkel via de effectieve betaling van schenkbelasting (dus à rato van 3% in rechte lijn) ontsnapt men aan de erfbelasting (tot 27% in rechte lijn).

VLABEL voegt nu een punt B toe aan zijn standpunt nr. 15004. Dit heeft verregaande praktische implicaties voor alle erflaters woonachtig in het Vlaamse Gewest, die een vruchtgebruik bezitten, hetzij in reeds bestaande maatschappen, hetzij in op te richten maatschappen. VLABEL viseert enkel de burgerlijke maatschap waarvan de aangehouden activa effecten of geldbeleggingen zijn. Het nieuwe standpunt geldt enkel voor gesplitste inschrijvingen van de deelbewijzen/onderliggende activa van de maatschap vanaf 1 juni 2017. Blijven dus buiten schot: burgerlijke maatschappen die een kunstcollectie aanhouden.

Wij menen dat de uitbreiding van het standpunt nr. 15004 wederom contra legem is. Dit standpunt voegt namelijk voorwaarden toe aan artikel 2.7.1.0.7 VCF die er niet in staan. VLABEL huldigt immers het standpunt dat elke bevoordeling van de blote eigendom van geld of effecten, die niet aan schenkbelasting werd onderworpen, "bedekt" is, terwijl dat niet strookt met de wettekst van artikel 2.7.1.0.7 VCF (noch met het oude artikel 9 W.Succ. dat nog steeds van toepassing is op inwoners van het Waalse of Brussels Hoofdstedelijk Gewest en waarvoor standpunt nr. 15004 dus niet geldt).


In concreto: oppotten van rente/dividenden na 1 juni 2017 is risicovol

Zeer relevant voor de praktijk is dat VLABEL thans zeer duidelijk aangeeft hoe hij zal omgaan met de burgerlijke vruchten die binnen de maatschap ontstaan, namelijk dividenden en interesten. In de praktijk gebeurt het immers vaak dat de vruchtgebruiker niet de behoefte voelt om zijn vruchtgebruik ook effectief uit te oefenen, en ervoor kiest om een onrechtstreekse vermogensaangroei tot stand te laten komen binnen de maatschap ten voordele van de blote eigenaars. Het is tegen dit fenomeen dat VLABEL nu opkomt:

Worden de dividenden/interesten vanaf 1 juni 2017 niet uitgekeerd aan/daadwerkelijk genoten door de vruchtgebruiker, dan zal elke niet uitgekeerde/niet genoten opbrengst worden beschouwd als een "nieuwe gesplitste inschrijving". Deze situatie doet zich voor wanneer:

  1. de algemene vergadering van de maten beslist tot uitkering van de rente/dividenden maar nalaat tot de effectieve uitbetaling op rekening van de vruchtgebruiker over te gaan,
  2. de algemene vergadering van de maten beslist tot incorporatie van de rente/dividenden in het kapitaal,
  3. de statuten (zoals vaak) voorzien in de automatische incorporatie van de vruchten in het kapitaal bij gebrek aan een andersluidende beslissing van de algemene vergadering – opgelet: laat uw statuten dus nazien en zo nodig aanpassen!, of
  4. de rente/dividenden worden gestort op een rekening op naam van de maatschap die zelf gesplitst wordt aangehouden voor het vruchtgebruik en de blote eigendom.

Worden de dividenden/interesten vanaf 1 juni 2017 wel degelijk uitgekeerd aan de vruchtgebruiker, maar koopt deze hiermee nieuwe effecten die andermaal gesplitst worden ingeschreven, dan is er opnieuw sprake van een "nieuwe gesplitste inschrijving" die aan erfbelasting zal worden onderworpen (tenzij er een vooraf geregistreerde schenking van de betrokken geldsommen plaatsvond).

Niet problematisch is de herbelegging van de initiële effecten in andere effecten met dezelfde waarde: dit is geen "nieuwe gesplitste inschrijving". Men zal enkel het tegenbewijs van de bedekte bevoordeling moeten leveren voor de initiële gesplitste inschrijving.

Evenmin problematisch is de stijging van de marktwaarde van de geldbeleggingen of effecten: die meerwaarde is geen "burgerlijke vrucht" in de zin van standpunt nr. 15004.

Heel concreet neemt u best volgende richtlijnen in acht:

  • Keer de dividenden/rente vanaf 1 juni 2017 jaarlijks uit aan de vruchtgebruiker. Hij kan deze ofwel verbruiken, ofwel in zijn vermogen houden (zodat successierechten verschuldigd worden bij zijn overlijden), ofwel opnieuw schenken (zelfs opnieuw met voorbehoud van vruchtgebruik, eventueel zelfs na nieuwe inbreng in de maatschap).
  • Wees voorzichtig bij toekomstige planningen met maatschappen met een voorbehoud van vruchtgebruik in hoofde van de schenker. Probeer dit vruchtgebruik te beperken tot een inkomstenstroom die u er niet toe verplicht een nieuwe successieplanning op te zetten.


Auteurs:

Sibylle Taillieu
Patrick Hofströssler
Wouter Claes

dotted_texture