01/03/19

Eindelijk een wettelijk kader voor het mobiliteitsbudget

Op 28 februari 2019 heeft de Kamer het wetsontwerp tot invoering van het mobiliteitsbudget goedgekeurd. Deze maatregel, die al enige tijd door de regering werd aangekondigd, wordt nu eindelijk geconcretiseerd in wetgeving. Bovenop de mobiliteitsvergoeding (ingevoerd door de wet van 30 maart 2018), beschikken werkgevers en werknemers vanaf 1 maart 2019 over een ander mogelijk alternatief voor de bedrijfswagen.

1.       Wat?

Het mobiliteitsbudget laat werknemers toe om te beschikken over een mobiliteitsbudget zodat kan worden gekozen voor alternatieven voor hun bedrijfswagen. De werknemer kan het budget aanwenden in drie pijlers. De werknemer zal binnen de grenzen van het budget dat hem wordt toegekend, kunnen kiezen voor één van deze pijlers of voor een combinatie van verschillende pijlers.

1)     In de eerste pijler kan de werknemer kiezen voor een meer milieuvriendelijke bedrijfswagen (elektrisch of CO2 uitstoot < 105 gram per kilometer)

 2)     In de tweede pijler kan het saldo (dat niet gebruikt werd in de eerste pijler) besteed worden aan de financiering van duurzame vervoermiddelen:

  • zachte mobiliteit zoals fietsen, e-bikes, speed pedelecs of elektrisch aangedreven motorfietsen,
  • openbaar vervoer, zowel abonnementen als individuele biljetten
  • georganiseerd gemeenschappelijk vervoer door werkgever of derden
  • deeloplossingen zoals carpooling, autodelen, taxivervoer en verhuur van auto’s met chauffeur
  • mobiliteitsdiensten die de 4 bovenvermelde vervoermiddelen combineren 

Bepaalde huisvestingskosten, met name huurgelden en interesten van hypothecaire leningen indien de woonplaats binnen 5 km van de normale plaats van tewerkstelling gelegen is, komen eveneens in aanmerking voor de tweede pijler.

3)     In de derde pijler wordt het saldo (dat niet gebruikt werd in de eerste twee pijlers) in cash toegekend.

Elke pijler heeft een eigen (para)fiscale behandeling (zie verder). 

2.       Voor wie?

Sommige voorwaarden moeten zowel in hoofde van de werkgever als van de werknemer zijn vervuld om het mobiliteitsbudget te kunnen invoeren. Met deze voorwaarden wil de wetgever voorkomen dat werkgevers kortstondig een bedrijfswagen toekennen om deze vervolgens te kunnen vervangen voor een (para)fiscaal voordelig mobiliteitsbudget. Er gelden echter specifieke regels voor nieuwe werkgevers.

Werkgever

Werknemer

Tijdens 36 maanden voor invoering 1 of meer bedrijfswagens ter beschikking gesteld van 1 of meer werknemers

Effectief bedrijfswagen hebben of ervoor in aanmerking komen gedurende:

1) 12 maanden in 36 maanden voorafgaand aan aanvraag bij huidige werkgever

2) Minstens 3 maanden ononderbroken op moment aanvraag

Uitzondering voor startende werkgevers (< 36 maanden actief)

Uitzondering in geval van:

1) Aanwerving

2) Bevordering of functiewijziging voor inwerkingtreding wet (1 maart 2019)

3.       Hoe? 

Het staat de werkgever vrij om het initiatief te nemen om al dan niet een mobiliteitsbudget in te voeren en te besluiten dit aan alle of een deel van zijn personeel toe te kennen. Indien de werkgever beslist heeft om een mobiliteitsbudget in te voeren, moet de werknemer die er gebruik van wenst te maken, een schriftelijk verzoek indienen bij zijn werkgever.

Het formele verzoek van de werknemer en de aanvaarding door de werkgever vormen een overeenkomst waarvan de inhoud deel uitmaakt van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. Deze overeenkomst bevat onder andere het basisbedrag van het mobiliteitsbudget.

4.       Welk budget en voor hoe lang?

Het bedrag van het mobiliteitsbudget is gelijk aan de “total cost of ownership” van de bedrijfswagen. Dit bedrag omvat onder meer de maandelijkse lease- of huurprijs, brandstofkosten, verzekeringen en alle kosten in verband met een bedrijfswagen, zoals de niet-aftrekbare btw. Het mobiliteitsbudget leidt dus noch tot een besparing, noch tot een meerkost voor de werkgever.

De werknemer geniet van het mobiliteitsbudget tot hij een functie uitoefent waarvoor hij geen recht meer heeft op een bedrijfswagen. Bovendien zal de werknemer, wanneer hij promotie maakt, genieten van het hogere mobiliteitsbudget dat overeenstemt met zijn nieuwe functie.

5.        (Para)Fiscaliteit

Het (para)fiscaal statuut van het mobiliteitsbudget kan als volgt worden samengevat:
 

6.        Moet u nog zaken weten?

Ja, de wetgeving voorziet een aantal cumulatieverboden (bvb. met vergoeding woon-werkverkeer en fietsvergoeding) en antimisbruikmaatregelen (bvb. slechts één wagen komt in aanmerking).

De wetgeving voorziet ook dat het mobiliteitsbudget arbeidsrechtelijk dezelfde behandeling krijgt als het privé-gebruik van een bedrijfswagen. Denk bijvoorbeeld aan de waardering in de berekening van een opzeggingsvergoeding.

Er komt nog een specifiek KB over het beheer van het mobiliteitsbudget door werkgevers. Het ontwerp van dit KB ligt voor advies voor aan de Raad van State.

7.       To do or not to do ?

Door de gunstige (para)fiscale behandeling van de eerste en tweede pijler is het mobiliteitsbudget een interessante nieuwe tool voor werknemers en werkgevers die op zoek zijn naar alternatieve vervoerswijzen, gedeeltelijk met of helemaal zonder bedrijfswagen.

Let wel, de 38,07% inhouding op het cash gedeelte “penaliseert” de derde pijler. De mobiliteitsvergoeding (“cash for car”) geniet een gunstiger (para)fiscaal regime, zodat deze een alternatief kan blijven voor werknemers die helemaal geen bedrijfswagen meer willen.

dotted_texture