12/10/12

Getuigenbewijs in het arbeidsrecht – nieuwe regeling

In het arbeidsrecht wordt vaak gebruik gemaakt van het getuigenbewijs. In tegenstelling tot het burgerlijk recht is in het arbeidsovereenkomstenrecht, wanneer een geschrift ontbreekt, het getuigenbewijs steeds toegelaten, ongeacht de waarde van het geschil.

Niet alleen het bestaan en de inhoud van de arbeidsovereenkomst, doch ook alle feiten die verband houden met de uitvoering en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, kunnen met getuigen bewezen worden.

Zo wordt bij een ontslag om dringende reden of wanneer de werkelijke reden van het ontslag moet bewezen worden zeer regelmatig beroep gedaan op het getuigenbewijs of getuigenverklaringen.

Een geschreven getuigenverklaring werd evenwel door de rechter dikwijls als niet dienstig of onvoldoende beschouwd omdat de objectiviteit en de onpartijdigheid niet steeds vaststonden.

Dit had tot gevolg dat de rechter niettegenstaande de aanwezigheid van geschreven verklaringen, bij betwisting meestal overging tot een getuigenverhoor.

Er werd dan eerst een tussenvonnis geveld, waarin werd aangegeven en omschreven welke feiten met getuigen dienden bewezen. Na het indienen van een getuigenlijst vond dan het getuigenverhoor en desgevallend ook nog een tegenverhoor plaats en vervolgens op een later tijdstip de eindbehandeling. Dit had tot gevolg dat er heel wat tijd over heenging en ook kosten met zich meebracht.

Door de wet van 16 juli 2012 werden in het Gerechtelijk Wetboek de artikels 961/1, 961/2 en 961/3 met betrekking tot de “Overlegging van schriftelijke verklaringen” ingevoegd.

Sedert de inwerkingtreding van deze wet kan de rechter, mits een schriftelijke getuigenverklaring aan de nodige vormvereisten voldoet, oordelen dat het niet noodzakelijk is om nog getuigen in persoon op te roepen.

Zodanige geschreven getuigenverklaring moet volgende elementen bevatten:
- het relaas van de feiten waarbij de getuige aanwezig was of die hij vastgesteld heeft;
- de naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, de woonplaats en het beroep van de opsteller;
- indien nodig zijn graad van bloed- of aanverwantschap met de partijen, of er sprake is van ondergeschiktheid tegenover de partijen, of ze samenwerken dan wel of ze gemeenschappelijke belangen hebben;
- de vermelding dat ze opgesteld is voor overlegging aan de rechtbank en dat de opsteller weet heeft van het feit dat hij zich door een valse verklaring aan straffen blootstelt;
- de datum en handtekening van de opsteller.

Bij deze verklaring moet een officieel document (het origineel of een fotokopie) gevoegd dat de identiteit van de opsteller aantoont en waarop zijn handtekening voorkomt.

Als een schriftelijke getuigenverklaring niet aan voormelde vereisten voldoet, wil dit niet zeggen dat ze nietig is. Het is de rechter die soeverein oordeelt welke waarde hij aan zulke verklaring hecht en of hij er rekening mee houdt, dan wel alsnog een getuigenverhoor beveelt.

Wanneer men in het kader van een gerechtelijke procedure gebruik wenst te maken van een schriftelijke getuigenverklaring, is het dan ook aangewezen deze overeenkomstig de wettelijke vereisten te laten opstellen. Hierdoor kan een getuigenverhoor worden vermeden en tijd en kosten bespaard.

dotted_texture