08/07/19

Werknemers kunnen op eigen kosten een “vrij aanvullend pensioen” opbouwen

De nieuwe maatregel van het Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (VAPW) heeft als doel om werknemers waarvoor via de sector of de werkgever geen of slechts een beperkt aanvullend pensioen opgebouwd wordt, de mogelijkheid te bieden om deze pensioenopbouw op eigen initiatief en met eigen middelen te versterken.

De werkgever moet dan de persoonlijke bijdragen van de werknemer inhouden op het nettoloon en rechtstreeks doorstorten aan de pensioeninstelling van de werknemer.


1. Context

Het aanvullend pensioen was tot voor kort een initiatief van de werkgever en/of de sector. Hierdoor was er voor sommige werknemers geen of slechts een zeer beperkte opbouw van een aanvullend pensioen.

Dankzij deze nieuwe regeling van het vrij aanvullend pensioen voor werknemers (“VAPW”), kan een werknemer, op eigen initiatief, een pensioenovereenkomst afsluiten met een pensioeninstelling naar keuzeen zelf een aanvullend pensioen financieren. De regeling voorziet bovendien een fiscale stimulans om het systeem aantrekkelijk te maken.


2. Het VAPW

De werknemer kiest zelf de pensioeninstelling, waarbij hij een VAPW wenst op te bouwen.

Er is geen minimumbijdrage, maar de maximale jaarlijkse bijdrageis beperkt in functie van het inkomen van de werknemer en de omvang van het gewone aanvullende pensioen van de werknemer:

  • Een werknemer die geen gewoon aanvullend pensioenplan heeft, kan maximaal 3% van zijn referteloon als jaarlijkse bijdrage in zijn vrij aanvullend pensioen storten.  Indien 3% van het referteloon lager zou zijn dan 1.600 EUR, dan mag de bijdrage maximaal 1.600 EUR zijn. Het referteloon is het bruto jaarloon van de werknemer in het jaar “N-2”.
  • Voor een werknemer die wel reeds een gewoon aanvullend pensioenplan geniet, wordt dit maximumbedrag verminderd met de toename van de opgebouwde reserves in dit gewone aanvullende pensioen over de laatste twee jaar.

De jaarlijkse bijdrage wordt gefinancierd met nettoloon en is onderworpen aan een premietaks van 4,4%.  Om het systeem aantrekkelijk te maken, is voorzien dat de werknemer een belastingverminderingin de personenbelasting geniet gelijk aan 30% van de bijdragen.  Hiermee zal reeds rekening worden gehouden in de loonverwerking.

De uitkering van het pensioenkapitaal in geval van overlijden of pensionering is onderworpen aan een solidariteitsbijdrage van 0 tot 2% en een RIZIV-bijdrage van 3,55%.  Het kapitaal wordt in principe belast aan 10% (behoudens uitzonderingen).


3. Rol van de werkgever

De rol van de werkgever is beperkt tot de inhouding van de pensioenpremie op het nettoloon van de werknemer, conform de informatie die de werknemer tijdig aan de werkgever dient te verstrekken.

In tegenstelling tot een gewoon aanvullend pensioen, zijn er geen werkgeversbijdragen verschuldigd, noch draagt de werkgever enige verantwoordelijkheid voor het garanderen van een minimaal rendement.

Om de administratieve lasten te verminderen kan de werkgever ervoor opteren om een kaderakkoord af te sluiten met een pensioeninstelling voor het beheer van het aanvullend pensioen van zijn werknemers. Werknemers blijven evenwel vrij om toch voor een andere pensioeninstelling te kiezen.

Te onthouden?

Werknemers die geen of een laag aanvullend pensioen op ondernemings- of sectorniveau hebben, kunnen binnen bepaalde grenzen zelf een vrij aanvullend pensioen opbouwen. De werkgever moet de bijdragen inhouden op het nettoloon en doorstorten aan de pensioeninstelling.

Bron: Wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen, B.S.27 december 2018.

dotted_texture