04/12/13

STIEFMOEDERS EN STIEFKINDEREN IN HET ERFRECHT

De invloed van een door de vader ingestelde vordering tot echtscheiding op het la-tere erfrecht van de kinderen.

Deze nieuwsbrief wenst toelichting te verstrekken met betrekking tot een arrest uitgespro-ken door het Hof van Beroep te Brussel op 02.04.2012.

De relevante feiten kunnen als volgt worden samengevat.

Het betreft een nieuw samengesteld gezin met kinderen van de man uit een eerder huwe-lijk en een tweede echtgenote die in conflict komt met deze kinderen.

Tussen man en vrouw werd een huwelijkscontract verleden waarbij een wederzijdse voor-deel (contractuele erfstelling) werd bedongen luidend als volgt:

“De toekomstige echtgenoten verklaren elkaar wederkerig schenking onder levenden te doen, hetgeen zij aanvaarden, voor het grootst beschikbaar gedeelte in volle eigendom van hun nalatenschap onverminderd het wettelijk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot op de gehele nalatenschap.”

Bij leven werd een echtscheidingsprocedure ingesteld door de man.

Het vonnis van echtscheiding werd uitgesproken doch de man overleed vóór de beteke-ning van dit vonnis aan zijn echtgenote.

Deze laatste beroept zich op haar erfrecht en wenst toepassing te maken van voormelde clausule om haar erfrecht te verruimen.

Zij komt hiermee in conflict met de kinderen van haar echtgenoot die het erfrecht van hun stiefmoeder wensen te beperken en beroepen zich op toepassing van artikel 955, §2 B.W.:

“Een schenking onder de levenden kan alleen in de volgende gevallen wegens ondank-baarheid herroepen worden indien hij zich tegenover hen heeft schuldig gemaakt aan mis-drijven of grove beledigingen.”

De weduwe beroept zich op artikel 959 B.W. luidend als volgt:

“Schenkingen ten voordele van het huwelijk kunnen niet wegens ondankbaarheid worden herroepen.”

De rechter in beroep oordeelde dat de vordering tot echtscheiding op grond van grove be-ledigingen ingesteld door de man, ingesteld binnen het jaar na de dag van de feiten zoals voorzien in artikel 957 B.W. impliciet tevens de vordering tot herroeping inhield van de schenking.

Het betreft een herroeping wegens ondankbaarheid in de zin van artikel 957 B.W.

Dit was een interpretatie die verregaande gevolgen had voor de langstlevende want zij verliest daardoor de toebedeling van het beschikbaar deel zoals vermeld in het huwelijks-contract.

De rechtbank en het Hof van Beroep houdt geen rekening met het feit dat het arrest van echtscheiding nog niet definitief geworden was, noch met de afwezigheid van betekening van dit vonnis en stelt uitdrukkelijk dat de vordering tot het verkrijgen van de echtscheiding op grond van grove beledigingen op zich wordt gelijkgesteld met een vordering tot herroe-ping van de schenking (van de contractuele erfstelling) wegens ondankbaarheid uit hoofde van grove beledigingen in de zin van artikel 957 B.W.

Uit het feit dat de man nog acht maanden leefde na de datum van het (niet-betekende) echtscheidingsvonnis, werd niet afgeleid dat hij impliciet afstand zou hebben gedaan van de mogelijkheid tot herroeping van de schenking zodat de kinderen van de erflater een groter aandeel ontvingen uit diens nalatenschap.

Stiefouders en stiefkinderen : het blijft een moeilijke evenwichtsoefening waarover je best bij leven nadenkt, ook in de vermogensplanning.

dotted_texture