16/03/12

Inbreng van eigen goed in gemeenschappelijk vermogen onder ontbindende voorwaarde van echtscheiding of vooroverlijden :

Bob en An zijn gehuwd. Bob brengt ter gelegenheid van het huwelijk zijn appartement t.w.v. 100.000 EUR in in het huwelijksvermogen. Enkele jaren later wordt de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het appartement heeft op dat moment een waarde van 150.000 EUR.

Bob heeft volgens art. 1455 B.W. een recht op terugname van zijn eigen goederen.

------------------------

Wat zijn de financiële gevolgen van dat wettelijk recht op terugname van Bob (art. 1455 B.W.) en kunnen deze vermeden worden?

Volgens art. 1455 B.W. heeft de inbrengende echtgenote een recht op terugname ten tijde van de vereffening-verdeling van het huwelijksvermogensstelsel.

Naar aanleiding van dergelijke terugname dient de inbrengende echtgenoot 1% registratierechten te betalen op de venale waarde van het goed op datum van verdeling.

Concreet betekent dit voor Bob dat hij in geval van terugname 1% van 150.000 EUR (huidige venale waarde) of 1.500 EUR dient te betalen.

Deze betaling van registratierechten zou kunnen vermeden worden door een ontbindende voorwaarde op te nemen in het huwelijkscontract.

Bob en An kunnen overeenkomen in het huwelijkscontract dat het appartement door Bob wordt ingebracht in de huwelijksgemeenschap onder de ontbindende voorwaarde van echtscheiding of overlijden van An.

Deze clausule in het huwelijkscontract zal tot gevolg hebben dat Bob in geval van echtscheiding slechts een vast recht van 25 EUR verschuldigd is.

In geval van overlijden van An, is hij zelfs helemaal geen successierechten verschuldigd.

Is dergelijke ontbindende voorwaarde geldig?

Op fiscaal vlak is er alvast geen probleem. De fiscale Administratie aanvaardt zonder problemen de geldigheid van deze voorwaarde, opgenomen in een huwelijkscontract.

Op civielrechtelijk vlak is er tot op heden nog discussie in de rechtsleer.

Het merendeel van de rechtsleer is vooralsnog van oordeel dat dergelijke ontbindende voorwaarde de samenstelling van de vermogens van de echtgenoten beïnvloedt en aldus in strijd is met de bestendigheid van de huwelijksvoorwaarden.

Een andere strekking in de rechtsleer stelt daarentegen dat dergelijke voorwaarde niet in strijd is met de openbare orde of de belangen van derden en dus geldig verklaard dient te worden.

Bovendien wordt volgens deze strekking niet geraakt aan de bestendigheid van de huwelijksvoorwaarden aangezien deze inhouden dat er tijdens het huwelijk geen wijzigingen worden aangebracht buiten huwelijkscontract. Dit gebeurt in casu inderdaad niet.

Ook het Comité van Studie en Wetgeving is deze mening toegedaan en stelt dat dergelijke clausule geldig is.

De rechtsleer evolueert dus in positieve zin, maar er is nog geen éénduidig antwoord.

Het blijft dus vooralsnog gevaarlijk om deze techniek al toe te passen.

Van zodra de rechtspraak een positief standpunt inneemt in verband met deze voorwaarde is dit een zeer gunstige oplossing om de ‘verdelingsrechten’ bij het wettelijk recht op terugname te vermijden.

dotted_texture