12/03/21

Wachtdienst en arbeidstijd


Het Hof van Justitie van de Europese Unie verduidelijkt de doorslaggevende criteria op grond waarvan een wachtdienst, waarbij een werknemer permanent bereikbaar moet zijn, integraal arbeidstijd vormt: dit is enkel het geval wanneer uit een globale beoordeling van alle feitelijke omstandigheden van de zaak blijkt dat aan de werknemer zodanige beperkingen worden opgelegd dat deze objectief en aanzienlijk wordt beperkt in zijn mogelijkheden om tijdens de wachtdienst zijn vrije tijd vrij in te vullen.
De jurisprudentiële saga rond de kwestie van arbeidstijd tijdens wachtdiensten werd recent weer op gang gebracht door twee arresten van het Europees Hof van Justitie van 9 maart 2021. Voorheen had het Hof beslist dat een wachtdienst op de arbeidsplaats integraal arbeidstijd vormt, maar het louter oproepbaar zijn buiten de arbeidsplaats niet. Enkele jaren later nuanceerde het Hof haar stelling door eraan toe te voegen dat een wachtdienst waarbij de werknemer permanent bereikbaar moet zijn ook als arbeidstijd moet worden beschouwd, indien de concrete modaliteiten van de bereikbaarheid dit rechtvaardigen (bijvoorbeeld, wanneer de termijn om de arbeidsplaats te bereiken zeer kort is, wanneer de interventies frequent zijn, enz.).

In de arresten van 9 maart 2021 preciseert het Hof verder de contouren van zijn rechtspraak over de concrete modaliteiten die in aanmerking moeten worden genomen bij het beoordelen van de wachtdienst. Het Hof is van oordeel dat een wachtdienst waarbij de werknemer permanent bereikbaar moet zijn enkel integraal arbeidstijd vormt wanneer aan de werknemer zodanige beperkingen worden opgelegd dat hij objectief en aanzienlijk wordt beperkt in zijn mogelijkheden om tijdens die dienst zijn vrije tijd vrij in te vullen.

Het Hof is daarentegen van mening dat organisatorische moeilijkheden die een wachtdienst voor de werknemer met zich mee kan brengen en die het gevolg zijn van natuurlijke omstandigheden of van de vrije keuze van de werknemer niet relevant zijn, net zoals het weinig recreatief karakter van de onmiddellijke omgeving van de plaats waar de wachtdienst vervuld wordt.

De eerste zaak ging over een technicus die gedurende meerdere opeenvolgende dagen belast was met de controle van een zendstation in de bergen dat erg moeilijk toegankelijk was. Tijdens zijn wachtdienst moest de werknemer niet op een door de werkgever aangewezen plaats verblijven, maar moest hij wel onmiddellijk gevolg kunnen geven aan een oproep en had hij zo nodig één uur de tijd om zich naar zijn werkplaats te begeven. Gezien de ligging van het zendstation in de bergen was de werknemer in de praktijk evenwel verplicht om op zijn arbeidsplaats te blijven. Het Hof was van oordeel dat dit organisatorische moeilijkheden betrof en niet door de werkgever opgelegde beperkingen.

De tweede zaak ging over een brandweerman die wachtdiensten moest verrichten waarbij hij permanent bereikbaar moest zijn. Tijdens deze diensten moest hij niet aanwezig zijn op een door de werkgever bepaalde plaats, maar moest hij wel bereikbaar zijn en bij een alarm de stadsgrenzen kunnen bereiken binnen twintig minuten en dit in interventiekledij en met het ter beschikking gestelde dienstvoertuig waarmee hij mocht afwijken van bepaalde regels van de wegcode.

Naar aanleiding van deze arresten herinnert het Hof er eveneens aan dat de kwalificatie van arbeidstijd of rusttijd geen impact heeft op het verloningssysteem. Deze kwalificatie doet evenmin afbreuk aan de regels inzake gezondheid en veiligheid van werknemers. De werkgever kan dus geen wachtdiensten invoeren die de gezondheid en veiligheid van werknemers in gevaar zouden brengen onder het voorwendsel dat deze periodes als “rusttijd” worden beschouwd.

dotted_texture