29/04/19

Controversiële auteursrechtrichtlijn goedgekeurd

Op 26 maart 2019 heeft het Europees Parlement de fel gecontesteerde auteursrechtrichtlijn goedgekeurd (Richtlijn inzake Auteursrechten in de Digitale Eengemaakte Markt). Van zodra het als voorstel gelanceerd werd, deed deze richtlijn behoorlijk wat stof opwaaien. Dit komt vooral door een tweetal controversiële bepalingen. Enerzijds roept de richtlijn een nieuw exclusief recht in het leven voor uitgevers van perspublicaties. Anderzijds voorziet de richtlijn in een verstrengd aansprakelijkheidsregime voor internetplatformen zoals Google, Facebook en YouTube. Zeker deze laatste bepaling leidde ondertussen al tot erg veel kritiek, vooral uit vrees dat dit censuur in de hand zal werken.


Nood aan modernisering en versterking van de positie van de auteur

Het kan niet ontkend worden dat het auteursrecht de afgelopen jaren niet echt mee geëvolueerd is met het internet. Daarnaast is het de realiteit dat de auteurs nog steeds vaak in een zwakkere onderhandelingspositie staan tegenover de exploitanten. Vanuit deze dubbele optiek werd beslist om het auteursrecht op Europees niveau grondig te moderniseren en tegelijk het onevenwicht tussen de auteursrechthebbenden en de exploitanten verder recht te trekken.

Deze achterliggende insteek is zeker terecht. Zo werd bijvoorbeeld een nieuwe uitzondering op het auteursrecht in het leven geroepen voor datamining, hetgeen een welgekomen modernisering is. Anderzijds moeten we hier meteen aan toevoegen dat de Europese wetgever op andere vlakken nogal ver gegaan is, zoals blijkt uit de beruchte artikelen 15 en 17 (in de initiële teksten waren dit de artikelen 11 en 13) die ondertussen al geruime tijd voor de nodige ophef hebben gezorgd.


Nieuw exclusief recht voor uitgevers van perspublicaties

Artikel 15 roept een nieuw exclusief recht in het leven voor uitgevers van perspublicaties (bv. uitgevers van kranten, nieuwswebsites, …) op het commercieel onlinegebruik van deze publicaties door internetplatformen. Hiermee verkrijgen deze uitgevers een eigen naburig recht om vergoeding te eisen van internetplatformen indien hun perspublicaties erop gedeeld worden. Dit versterkt de positie van de uitgevers tegen onder meer de zogenaamde news aggregators. Dit zijn platformen zoals Google News die automatisch koppen en korte fragmenten van gepubliceerde nieuwsartikelen overnemen, waardoor zij dus systematisch meeprofiteren van het werk van anderen.

Niet ieder onlinegebruik valt onder het uitgeversrecht. Zo ziet de Europese wetgever geen graten in het loutere hyperlinken naar nieuwsartikelen. Ook geen probleem is het gebruik van ‘losse woorden’ of ‘zeer korte fragmenten’ van perspublicaties, al zwijgt de richtlijn stil over hoe deze noties concreet moeten worden ingevuld.

Dit nieuwe recht voor de persuitgevers doet uiteraard geen afbreuk aan het exclusieve recht van de auteurs zelf van de perspublicatie (journalisten). Integendeel, de richtlijn verleent aan de auteur het recht op een ‘passend aandeel’ van de inkomsten die de uitgever verkrijgt van de internetplatformen voor de perspublicatie. Wat echter onder een ‘passend aandeel’ moeten begrepen worden, is op vandaag nog niet duidelijk.


Onlineplatformen rechtstreeks aansprakelijk voor uploaden van inbreukmakende content

Nog controversiëler is artikel 17 van de richtlijn, waarbij ‘aanbieders van onlinediensten voor het delen van content’ rechtstreeks aansprakelijk zijn wanneer auteursrechtelijk beschermde content zonder toestemming gedeeld wordt op dergelijke platformen. In de praktijk worden vooral sociale media en videoplatformen geviseerd. Bepaalde platformen vallen dan weer buiten deze regeling, zoals niet-commerciële online-encyclopedieën (bv. Wikipedia), clouddiensten voor b2b- of privégebruik (bv. Dropbox), online marktplaatsen (bv. eBay), enzovoort.

Concreet houdt de aansprakelijkheidsregeling in dat internetplatformen de toestemming moeten hebben van de auteursrechthebbenden (bv. via een licentieovereenkomst) voor het mededelen of het beschikbaar stellen aan het publiek van auteursrechtelijk beschermde werken. Indien geen toestemming werd gegeven, kan het internetplatform dus rechtstreeks aangesproken worden voor een inbreukmakende upload.

De richtlijn voorziet wel een uitzondering op deze aansprakelijkheidsregel indien de aanbieder de volgende drie zaken kan aantonen:

  1. De aanbieder heeft alles in het werk gesteld om toestemming te verkrijgen.
     
  2. De aanbieder heeft alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat bepaalde werken en andere materialen waarvoor zij de nodige informatie van de rechthebbenden verkregen heeft, niet beschikbaar zijn.
     
  3. De aanbieder is in elk geval, na een onderbouwde melding van de rechthebbenden, prompt opgetreden om de toegang tot de beschermde werken te deactiveren of te verwijderen van diens website, én zij heeft alles in het werk gesteld om toekomstige uploads ervan te voorkomen.

De richtlijn bevat bovendien een matiging op dit drieledige bewijsregime voor nieuwe platformen die minder dan drie jaar in de EU beschikbaar zijn, met een jaaromzet van minder dan 10 miljoen euro en met gemiddeld minder dan 5 miljoen bezoekers per maand. Voor hen volstaat het om aan te tonen dat ze alles in het werk hebben gesteld om toestemming te verkrijgen en dat zij prompt hebben opgetreden na een melding van een inbreuk.

Wat zijn nu de gevolgen van deze strenge regeling? Het kamp van de auteurs juicht artikel 17 natuurlijk toe aangezien zij nu meer slagkracht verkrijgt tegen internetplatformen om vergoedingen te eisen indien hun werk zonder toestemming wordt geüpload. Platformen zoals Google en Facebook zullen zichzelf zoveel mogelijk moeten indekken door strengere filters in te lassen. De vrees is dan ook dat deze automatische filters té streng zullen zijn waardoor zij álle (ook legale) content zullen blokkeren, dit niettegenstaande de richtlijn uitdrukkelijk stelt dat gebruikers nog steeds van de bestaande uitzonderingen op het auteursrecht moeten kunnen genieten. Immers, een automatische filter zal misschien geen onderscheid kunnen maken tussen wat wel (bv. een film) of niet (bv. een parodie op een film) aan de toestemming van de auteur onderworpen is.

Hierdoor is er een algemene bezorgdheid dat dit censuur in de hand zal werken en dus de creatieve vrijheid zal beknotten. De richtlijn stelt misschien wel dat iedere beslissing tot het verwijderen van geüploade content aan een menselijke toetsing onderworpen moet zijn, maar in werkelijkheid is het onvermijdelijk dat deze besluitvorming in belangrijke mate geautomatiseerd zal verlopen.


Conclusie

Wat is de volgende stap? Nu de richtlijn door het Europees Parlement is geraakt, zijn de lidstaten aan zet om de tekst om te zetten in nationaal recht. Zij hebben hiervoor twee jaar de tijd gekregen. De uiteindelijke impact van de richtlijn zal dan ook vooral afhangen van hoe onze nationale wetgever de richtlijn zal interpreteren.

In de tussentijd is het voor de internetplatformen alle hens aan dek om de nodige licentieovereenkomsten af te sluiten met de relevante beheersmaatschappijen en om hun contentfilters aan te scherpen om zich tegen het nieuwe aansprakelijkheidsregime in te dekken.


Thomas Vansteenkiste

dotted_texture