30/06/15

De Raad van State verwerpt het beroep ingesteld door COMEOS tegen het besluit van de Brusselse regering van 26 september 2013…

Op het gebied van stedenbouwkundige lasten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan er definitief een nieuw hoofdstuk beginnen. In een arrest van 20 april 2015 heeft de Raad van State een beroep verworpen dat door COMEOS (vzw Belgische Federatie voor Handel en Diensten) was ingesteld tegen het Besluit van 26 september 2006 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de stedenbouwkundige lasten die opgelegd worden bij de uitreiking van stedenbouwkundige vergunningen (B.S. 2 december 2013).

De kwalificatie van stedenbouwkundige lasten

De bevoegde overheden kunnen bij het uitreiken van een stedenbouwkundige of een verkavelingsvergunning «stedenbouwkundige lasten» opleggen. De mogelijkheid om stedenbouwkundige lasten op te leggen wordt voorzien in de artikelen 100 en 112 van het Brussels Wetboek voor Ruimtelijke Ordening (BWRO, B.S. 26 mei 2014) en kent een jarenlange geschiedenis (Ph. LEVERT, «Les charges d’urbanisme en région de Bruxelles-Capitale», Amén. 2008, 258). Deze bepalingen van het BWRO worden thans aangevuld door het Besluit van de Brusselse Regering van 26 september 2013 inzake stedenbouwkundige lasten.

«Stedebouwkundige lasten» zijn verplichtingen die aan de begunstigde van een stedenbouwkundige of verkavelingsvergunning worden opgelegd, en die twee vormen kunnen aannemen:

  • Stedenbouwkundige lasten kunnen bestaan uit de uitvoering van handelingen en werken, met name «de kostloze verwezenlijking, verbouwing of renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen en woongebouwen»  (artikel 100, § 1 en 112, § 1 BWRO).
  • Dergelijke lasten kunnen ook de betaling van een geldsom uitmaken «tot financiering van handelingen en werken die zij bepalen en die de verwezenlijking, de verbouwing en de renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen of woningen tot doel heeft» (artikel 100, § 1 en 112, § 1 BWRO).

Ontstaansgeschiedenis van het Besluit van 26 september 2013

De Brusselse Regering is bevoegd om de modaliteiten van de stedenbouwkundige lasten vast te stellen en te bepalen in welke gevallen een stedenbouwkundige last dient te worden opgelegd (artikel 100, § 2 en 112, § 2 BWRO).

In een eerder Besluit van de Brusselse Regering van 12 juni 2003 (B.S., 7 juli 2003) werd een lijst vastgesteld van vergunningen waarbij stedenbouwkundige lasten moesten worden opgelegd. Dit besluit werd vernietigd door de Raad van State in een arrest van 15 juni 2009, omdat werd geoordeeld dat de Brusselse Regering op bepaalde vlakken haar bevoegdheid te buiten was gegaan. Ten gevolge van dit arrest werd in het Brusselse parlement een Ordonnantie aangenomen waarbij de regeling van het Besluit van 12 juni 2003 retroactief werd gevalideerd, met uitzondering van een artikel waarop de Raad van State inhoudelijke kritiek had geformuleerd.

Na deze validatie kwam het aan de Brusselse Regering toe om een nieuw uitvoeringsbesluit te nemen. Het nieuwe besluit inzake stedenbouwkundige lasten werd goedgekeurd op 26 september 2013. In dit besluit wordt de regeling van het vorige uitvoeringsbesluit grotendeels overgenomen, waarbij de aard van de lasten per project worden bepaald. Tegelijk wordt het stelsel van de stedenbouwkundige lasten uitgebreid naar woningen.

Arrest van de Raad van State van 20 april 2015

Op 31 januari 2014 diende COMEOS, vertegenwoordiger van onder meer handelszaken en winkels, een beroep in bij de Raad van State tegen het Besluit van de Brusselse Regering van 26 september 2013 inzake stedenbouwkundige lasten. De zeven opgeworpen middel werden niet weerhouden door de Raad van State. Hieronder worden de twee voornaamste kritieken kort besproken:

  • Volgens COMEOS zouden de stedenbouwkundige lasten in het Besluit van 26 september 2013 op een te algemene wijze worden bepaald, waardoor niet zou worden voldaan aan het evenredigheidsbeginsel. De Raad van State ging niet mee in deze zienswijze en oordeelde dat het BWRO uitdrukkelijk de Brusselse Regering de bevoegdheid gaf om te bepalen in welke gevallen stedenbouwkundige lasten dienen te worden opgelegd. Het komt toe aan de vergunningverlenende overheid om erover te waken dat er een evenredig verband is tussen de opgelegde lasten en de aard van de aangevraagde werken.
  • Volgens COMEOS zou het Besluit van 26 september 2013 ook voorzien in een discriminatie doordat bepaalde werken en handelingen zijn vrijgesteld van stedenbouwkundige lasten.

De Raad van State heeft deze kritiek eveneens verworpen en oordeelde dat het gemaakte onderscheid gebeurde in het algemeen belang, zonder dat er sprake is van een manifeste beoordelingsfout.
De Raad van State verwierp aldus het beroep in een arrest van 20 april 2015, zodat het Besluit van de Brusselse Regering van 26 september 2013 inzake stedenbouwkundige lasten als definitief kan worden beschouwd.

Conclusie

Met het arrest van 20 april 2015 van de Raad van State wordt het Besluit van de Brusselse Regering van 26 september 2013 inzake stedenbouwkundige lasten bevestigd. Voor het stelsel van de stedenbouwkundige lasten kan voor de vastgoedsector in het Brussels Gewest eindelijk een periode van stabiliteit en rechtszekerheid beginnen.

dotted_texture