01/08/19

Raad voor Vergunningsbetwistingen onbevoegd om de vernietiging van de onteigeningsmachtiging uit te spreken

Zo luidt het alvast in het arrest nr. RvVb-A-1819-1253 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. 

In bovenvermelde onteigeningszaak richtten verzoekende partijen hun vernietigingsberoep niet enkel tegen het definitieve onteigeningsbesluit, maar ook tegen de onteigeningsmachtiging. 

Verwerende partij en eerste tussenkomende partij betwistten de ontvankelijkheid van het beroep in de mate de onteigeningsmachtiging werd aangevochten. Zo argumenteerde eerste tussenkomende partij, bijgestaan door Publius, onder meer dat (a) artikel 43 Onteigeningsdecreet enkel het definitief onteigeningsbesluit als aanvechtbare rechtshandeling aanmerkt en (b) de onteigeningsmachtiging een louter voorbereidende rechtshandeling is.

De Raad aanvaardde de exceptie van verwerende en eerste tussenkomende partij:

'1.
Conform artikel 43 van het decreet van het Vlaams Onteigeningsdecreet kan ieder definitief onteigeningsbesluit door de belanghebbenden bestreden worden bij de Raad, conform de regels bepaald bij of krachtens het DBRC-decreet.

Het definitief onteigeningsbesluit heeft, gelet op zijn samenstellende delen conform artikel 28, §2 Vlaams Onteigeningsdecreet, het karakter van een eindbeslissing in een complexe rechtshandeling. In het voorliggende geval vorderen de verzoekende partijen rechtstreeks de vernietiging van het onteigeningsmachtigingsbesluit, deel van het definitief onteigeningsbesluit conform artikel 28, §2, 5° Vlaams Onteigeningsdecreet.

3.
Met het besluit van 24 april 2018 in kwestie machtigt de gemeenteraad van de eerste tussenkomende partij de verwerende partij om een definitief onteigeningsbesluit aan te nemen en de eigenaren en houders van zakelijke rechten op de percelen in kwestie desgevallend in onteigening te dagvaarden.

Het machtigingsbesluit heeft, ten aanzien van de verzoekende partijen, het karakter van een louter voorbereidende rechtshandeling. Op grond van het machtigingsbesluit zelf staat de voorgenomen en met het voorlopig onteigeningsbesluit kenbaar gemaakte onteigening immers nog niet vast.

Artikel 28, §1 Onteigeningsdecreet verankert in die zin het discretionair handelen van de verwerende partij om al dan niet tot het aannemen van een definitief onteigeningsbesluit over te gaan.

De Raad is, gelet op wat voorafgaat, zonder rechtsmacht om zich uit te spreken over het verzoek tot vernietiging gericht tegen het onteigeningsmachtigingsbesluit van 24 april 2018.

4.
Wat voorafgaat belet evenwel niet dat, voor zover de middelen in die zin ontwikkeld worden, de onwettigheid van het machtigingsbesluit, de onwettigheid van het definitief onteigeningsbesluit voor gevolg kan hebben. Of het voor de Raad bestreden definitief onteigeningsbesluit desgevallend in die zin onwettig is, raakt de grond van de zaak.

De exceptie is in de aangegeven mate gegrond.'

Niettegenstaande de onteigeningsmachtiging alsdusdanig niet aanvechtbaar is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, merkte de Raad voor Vergunningsbetwistingen wel op dat een wettigheidsexceptie tegen de onteigeningsmachtiging kan worden ingeroepen, welke op haar beurt de onwettigheid van het definitief onteigeningsbesluit tot gevolg kan hebben. 


Auteur: Leandra Decuyper

dotted_texture