08/05/21

Interessante ontwikkeling op het vlak van niet-concurrentiebedingen in België

ACHTERGROND

Niet-concurrentiebedingen[1] die werknemers verbieden concurrerende activiteiten uit te oefenen nadat zij hun werkgever hebben verlaten, zijn een type van beperkende bepalingen dat veelvuldig gebruikt wordt in België.

Naar Belgisch recht kunnen dergelijke niet-concurrentiebedingen slechts geldig worden gesloten indien het totale brutojaarloon van de werknemer ten minste 72.402 EUR[2] bedraagt (of 36.201 EUR[3] indien een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst[4] van toepassing is of voor handelsvertegenwoordigers). Hun geldigheid en afdwingbaarheid zijn voorts onderworpen aan strikte voorwaarden, waarvan de niet-naleving leidt tot de nietigheid en dus de niet-afdwingbaarheid van het beding:

  • zij kunnen alleen betrekking hebben op activiteiten die zowel (i) soortgelijk zijn aan de activiteiten die de werknemer voor de werkgever heeft uitgeoefend als (ii) concurreren met de activiteiten van de werkgever;
  • hun duur mag 12 maanden niet overschrijven (of 24 maanden in het geval van zogenaamde "afwijkende" niet-concurrentiebedingen);
  • zij moeten geografisch beperkt zijn tot de plaatsen waar de werknemer de (voormalige) werkgever werkelijk concurrentie kan aandoen, zonder het Belgische grondgebied te overschrijden (het geografisch toepassingsgebied kan ruimer zijn in het geval van een "afwijkend" niet-concurrentiebeding); en
  • (behalve voor handelsvertegenwoordigers) zij moeten voorzien in de betaling van een niet-concurrentievergoeding ten belope van ten minste 50% van het loon dat overeenstemt met de toepassingsduur van het niet-concurrentiebeding.

Werkgevers kunnen afstand doen van de toepassing van niet-concurrentiebedingen van hun werknemers (met uitzondering van handelsvertegenwoordigers), mits zij dit doen binnen 15 dagen te rekenen vanaf het ogenblik van de effectieve beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In dat geval is de werkgever geen niet-concurrentievergoeding verschuldigd, maar staat het de werknemers vrij om na de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst hun voormalige werkgever (eerlijk) te beconcurreren.

In de praktijk vergeten werkgevers echter vaak afstand te doen van de toepassing van niet-concurrentiebedingen wanneer zij niet de intentie hadden het beding toe te passen, met als gevolg dat de niet-concurrentievergoeding onbetwistbaar verschuldigd is.

INTERESSANTE ONTWIKKELING

De Nederlandstalige Arbeidsrechtbank te Brussel heeft recent een minder strenge benadering gevolgd voor wat betreft de afstand van de toepassing van een niet-concurrentiebeding.[5]

In het geval dat aanleiding gaf tot deze uitspraak bepaalde het niet-concurrentiebeding dat de werkgever binnen een termijn van 15 dagen vanaf de effectieve beëindiging van de arbeidsovereenkomst (of in geval van beëindiging met inachtneming van een opzeggingstermijn, bij de kennisgeving van de opzegging) zijn voornemen zou bevestigen om de toepassing van het niet-concurrentiebeding in te roepen (in plaats van uitdrukkelijk afstand te doen van de toepassing ervan). In bevestigend geval zou de werkgever een niet-concurrentievergoeding betalen gelijk aan 50% van het loon dat overeenstemt met de toepassingsduur van het niet-concurrentiebeding.

Nadat de werknemer ontslag nam met inachtneming van een opzeggingstermijn, liet de werkgever echter na om de werknemer te informeren over zijn intentie met betrekking tot het niet-concurrentiebeding. De werknemer argumenteerde daarom dat de werkgever geen afstand had gedaan van de toepassing van het beding en vorderde de betaling van de niet-concurrentievergoeding.

Interessant is dat de Nederlandstalige Arbeidsrechtbank te Brussel oordeelde dat zelfs bij gebrek aan een expliciete afstand door de werkgever van de toepassing van het niet-concurrentiebeding geen niet-concurrentievergoeding verschuldigd was.

De Arbeidsrechtbank argumenteerde dat, gezien er geen formele vereisten gelden inzake afstand, de afstand impliciet heeft plaatsgevonden, daarbij rekening houdend met de bewoordingen van het niet-concurrentiebeding.

De Arbeidsrechtbank was dus van oordeel dat de werkgever rechtsgeldig afstand had gedaan van de toepassing van het beding en wees op die basis de vordering van de werknemer af.

WAT KUNNEN WIJ VOOR U BETEKENEN?

Niettegenstaande de beslissing van de Nederlandstalige Arbeidsrechtbank te Brussel blijft het sterk aanbevolen dat u tijdig en expliciet (bij voorkeur schriftelijk) afstand doet van de toepassing van een niet-concurrentiebeding indien u dit niet werkelijk wenst toe te passen.

De uitspraak kan echter een gelegenheid zijn om de formulering van uw standaard niet-concurrentiebedingen aan te passen.

Om de mogelijkheid te anticiperen dat u zou vergeten rechtsgeldig en tijdig afstand te doen van de toepassing van een niet-concurrentiebeding dat u niet werkelijk wilde toepassen, kunnen wij de formulering van uw standaard niet-concurrentiebedingen nakijken rekening houden met voormelde rechtspraak van de Nederlandstalige Arbeidsrechtbank te Brussel.

Een passende formulering in uw standaard niet-concurrentiebedingen kan u immers een uitweg bieden die de risico’s matigen indien u zou vergeten afstand te doen van de toepassing van deze bedingen.

Paul Geerebaert.

[1] Huidige bijdrage heeft geen betrekking op niet-concurrentiebedingen gesloten na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

[2] Bedrag voor 2021, jaarlijks geïndexeerd.

[3] Bedrag voor 2021, jaarlijks geïndexeerd.

[4] Dergelijke sectorale collectieve arbeidsovereenkomst bestaat op datum van vandaag enkel in de horecasector.

[5] Vonnis van de Nederlandstalige Arbeidsrechtbank te Brussel van 5 oktober 2020.

dotted_texture