06/12/19

De vrijheid van meningsuiting van werknemers geniet bescherming, maar is niet absoluut

Het ontslag omwille van een publicatie op het internet van een artikel, zonder bekendmaking van specifieke informatie over de werkgever en zonder enige concrete schadelijke gevolgen, is in strijd met het recht op vrijheid van meningsuiting, beschermd door artikel 10 van het EVRM.

De feiten

Een werknemer van de personeelsafdeling van een Hongaarse bank schrijft bijdragen over HR-topics op een website gericht op kennisuitwisseling tussen HR professionals.

De werkgever ontdekt een door de werknemer geschreven publicatie. Hij meent dat de werknemer hierdoor zijn geheimhoudingsplicht geschonden heeft en de commerciële belangen van de onderneming in het gedrang gebracht heeft. De werknemer wordt om die reden ontslagen.

De werknemer vecht de rechtmatigheid van het ontslag aan voor de Hongaarse rechtbanken, waar hij in fine in het ongelijk gesteld wordt. De werknemer stelt daarop een vordering in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op grond van een schending van zijn recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM).

De beslissing van het EHRM

In eerste instantie oordeelt het Hof dat de door de werknemer gepubliceerde internet-artikelen wel degelijk de bescherming genieten van het recht op vrijheid van meningsuiting, ook al zijn zij gericht aan een beperkt publiek. Daarnaast stelt het Hof dat wanneer men bijvoorbeeld in het kader van een arbeidsrelatie, het recht op vrije meningsuiting wil beperken, er een gedegen belangenafweging dient gemaakt te worden tussen (i) het recht van de werknemer op vrije meningsuiting en (ii) het recht van de werkgever om zijn belangen te beschermen.

Deze belangenafweging houdt onder meer in dat de volgende elementen onderzocht worden:

  • Ten eerste, wat is de drijfveer van de auteur voor de publicatie? Streeft de auteur puur persoonlijke belangen na of niet? In dit geval ging het louter om het delen van algemene kennis, die een bepaalde professionele groep kan interesseren. De werknemer handelde dus niet louter in eigenbelang.
  • Ten tweede, welke schade heeft de publicatie in hoofde van de werkgever teweeg gebracht? In dit geval toonde de werkgever niet aan op welke manier de publicatie zijn zakelijke belangen zou kunnen hebben geschaad.
  • Tot slot, is de opgelegde sanctie proportioneel? In dit geval wordt een erg zware sanctie opgelegd aan de werknemer, namelijk het ontslag. Er werd zelfs niet onderzocht of er een minder strenge maatregel had kunnen toegepast worden.

Op basis van de feitelijke elementen van de zaak, besluit het Hof dat de Hongaarse rechters geen correcte belangenafweging gemaakt hebben en dat er daarom sprake is van een schending van het recht op vrije meningsuiting van de werknemer (artikel 10 EVRM). Het ontslag volgt op de publicatie van een algemeen artikel, dat geen vertrouwelijke informatie bevatte en zonder dat de werkgever enige reële aantasting van zijn belangen bewijst. 

Te onthouden?

De erkenning van de schending van het recht op vrije meningsuiting van de werknemer kadert binnen een specifieke context.

Het ontslag volgt op de publicatie door de werknemer van een artikel op een website gericht naar HR professionals, zonder bekendmaking van vertrouwelijke informatie en zonder enige aantoonbare schadelijke gevolgen voor de werkgever.

Het recht op vrijheid van meningsuiting van werknemers is evenwel niet absoluut. Bijvoorbeeld de aard van de bekendgemaakte informatie, de wettelijke en contractuele verplichtingen van de werknemer (bv. inzake vertrouwelijkheid) en het bestaan van schade voor de werkgever ten gevolge van het handelen van de werknemer, zijn elementen die een beperking van het recht op vrije meningsuiting kunnen rechtvaardigen.

Bron: Europees Hof van de Rechten van de Mens, arrest Herbai t. Hongarije, nr. 11608/15, 5 november 2019.

dotted_texture