23/04/20

Belgische garantieregeling ter waarde van 50 miljard euro treedt in werking

Bij Koninklijk Besluit van 14 april 2020 werd een garantieregeling voor leningen ten belope van 50 miljard euro goedgekeurd. De Belgische Staat waarborgt in aanmerking komende leningen, die door banken worden verstrekt. De regeling, die door de Europese Commissie is goedgekeurd, beoogt het verstrekken van kortetermijnliquiditeiten aan Belgische kredietnemers te verzekeren.

De federale waarborgregeling is opgenomen in een Koninklijk Besluit dat op 15 april 2020 werd gepubliceerd. Het decreet geeft uitvoering aan de Wet van 27 maart 2020 die de Koning machtigt om in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus een staatswaarborg te verlenen voor bepaalde kredieten. De regeling impliceert dat de Belgische Staat het grootste deel van de verliezen ten laste neemt die Belgische kredietinstellingen lijden op in aanmerking komende leningen aan niet-financiële vennootschappen, zelfstandigen en non-profitorganisaties.

De garantieregeling is complementair aan het "Charter voor betalingsuitstel van ondernemingskredieten" dat tot stand kwam na onderhandelingen tussen de Belgische Staat en de financiële sector. Op grond daarvan kennen de Belgische banken een zeker betalingsuitstel toe aan ondernemingen met betrekking tot hun bestaande kredieten.

De garantieregeling is van toepassing op nieuwe leningen. In aanmerking komende leningen zijn kortetermijnkredieten van maximaal 12 maanden die door Belgische banken worden verstrekt tussen 1 april 2020 en 30 september 2020. Herfinancieringen en verlengingen van kredieten die vóór 1 april 2020 werden toegekend, vallen buiten het toepassingsgebied van de waarborgregeling, hoewel het mogelijk is om leningen die werden aangegaan in het kader van de regeling te herfinancieren (zo kunnen kredietnemers een lening met een initiële looptijd van zes maanden herfinancieren met een andere lening met een looptijd van zes maanden). De waarborg is begrensd door de liquiditeitsbehoeften van de kredietnemer gedurende 18 maanden (voor KMO's), dan wel 12 maanden (voor niet-KMO's), met een absoluut maximum van 50 miljoen EUR. Kredietnemers kunnen bij de overheid een aanvraag indienen om een (individuele) uitzondering te verkrijgen op het grensbedrag van 50 miljoen EUR. Gesyndiceerde leningen vallen binnen het toepassingsgebied van de regeling; leasingregelingen, factoringregelingen en consumentenleningen zijn uitgesloten. Dat laatste geldt ook voor leningen die uitsluitend worden gebruikt om buitenlandse activiteiten van de kredietnemer te financieren.

Alleen leningen die worden verstrekt aan in aanmerking komende kredietnemers zijn gegarandeerd. Ondernemingen die op 31 december 2019 onder de EU-definitie van "ondernemingen in moeilijkheden" vielen, zijn uitgesloten. Hetzelfde geldt voor ondernemingen die op 1 februari 2020 achterstallen hadden met betrekking tot de betaling van hun bestaande leningen, belastingen of sociale zekerheidsverplichtingen, dan wel een dergelijke achterstal van meer dan 30 dagen hadden op 29 februari 2020. Ook ondernemingen die op 31 januari 2020 bij één of meerdere banken een actieve herstructurering van hun bestaande kredieten doorliepen, zijn uitgesloten uit de regeling.

In het kader van de regeling verbindt de Belgische Staat zich ertoe leningen met een totale hoofdsom van maximaal 50 miljard EUR te garanderen. Dat totaalbedrag is verdeeld over de Belgische banken in overeenstemming met hun respectieve marktaandelen per 31 december 2019.

Hoewel banken de vrijheid behouden om al dan niet leningen te verstrekken, heeft de garantieregeling een dwingend karakter: leningen die aan de criteria voldoen, vallen van rechtswege onder de regeling en worden gewaarborgd. Hierop bestaat één uitzondering: banken kunnen tot 15% van hun in aanmerking komende leningen "deselecteren" (dit is een "opt-out" uit de regeling). Gedeselecteerde leningen worden niet gegarandeerd door de Belgische Staat. Voor dergelijke leningen is ook geen vergoeding verschuldigd.

Gegarandeerde leningen zijn tot op zekere hoogte gereguleerd:

  • de verschuldigde rente voor de lening is begrensd op 1,25% op jaarbasis; deze rente kan door de bank worden verhoogd met het bedrag van de vergoeding dat zij aan de Staat moet betalen. Deze vergoeding – 25 basispunten voor leningen aan KMO's en 50 basispunten voor leningen aan andere ondernemingen – wordt berekend op basis van de hoofdsom van de lening en is verschuldigd pro rata de duur ervan (een lening van zes maanden aan een KMO met een hoofdsom van 1 miljoen euro impliceert zo bijvoorbeeld een vergoeding van 12.500 EUR);
  • maximaal 10% van de bedragen die worden geleend in het kader van een in aanmerking komende lening kunnen worden gebruikt voor de financiering van buitenlandse activiteiten van de kredietnemer, en dit slechts op voorwaarde dat de continuïteit van deze buitenlandse activiteiten cruciaal is voor de Belgische activiteiten, dat de buitenlandse activiteiten op zelfstandige basis levensvatbaar zijn en dat het onmogelijk is geworden om deze buitenlandse activiteiten duurzaam en tegen normale markttarieven te financieren;
  • de leningen verliezen het voordeel van de staatsgarantie indien zij door de bank worden overgedragen, met dien verstande dat de kredietverstrekkers de leningen nog steeds mogen verpanden aan de Nationale Bank in het kader van hun activiteiten; en
  • zowel de kredietgever als de kredietnemer zijn onderworpen aan antimisbruikbepalingen: het is hen verboden hun activiteiten te (her)structureren met als enig doel leningen buiten het toepassingsgebied van de regeling te houden.
  • De staatsgarantie is van toepassing op verliezen die een bank lijdt op haar portefeuille van in aanmerking komende leningen; verliezen op individuele leningen zijn als zodanig niet gegarandeerd. Bovendien geldt de garantie alleen voor residuaire verliezen, dit wil zeggen voor bedragen die niet op een andere manier door de bank kunnen worden gerecupereerd. De bank moet uiterlijk op 31 maart 2023 een beroep doen op de garantie. De verliezen ten belope van de eerste 3% van de portefeuille van een bank worden niet gewaarborgd; de verliezen ten belope van de volgende 2% van de portefeuille worden 50/50 verdeeld tussen de bank en de Staat, en de Staat neemt ook 80% van de eventuele volgende verliezen op de portefeuille ten laste. Dit verliesverdelingsmechanisme is bedoeld om de banken te stimuleren voldoende voorzichtigheid aan de dag te leggen bij de kredietverlening.

De regeling is op 10 april 2020 door de Europese Commissie goedgekeurd. De Commissie achtte de regeling verenigbaar met de beginselen van haar Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige Covid-19-uitbraak (zoals afgekondigd op 19 maart 2020 en nadien gewijzigd). Die Kaderregeling legt de voorwaarden vast waaronder EU-lidstaten staatssteun mogen verlenen aan ondernemingen als antwoord op de uitbraak van covid-19, zoals steun in de vorm van een garantie op leningen. Bij haar beoordeling van de Belgische regeling had de Europese Commissie lof voor het verliesverdelingsmechanisme, en in het bijzonder voor het feit dat de banken de eerste verliezen op hun portefeuilles moeten dragen. De Commissie oordeelt dat dergelijk mechanisme ervoor zorgt dat de banken bij hun kredietbeslissingen een economische logica blijven volgen.

Claire Fornoville
Senior Attorney

Thomas Donnez
Senior Attorney

Rik Callens
Avocat

dotted_texture