04/01/17

Economische noodwendigheden rechtvaardigen geen eenzijdige en substantiële wijziging van de arbeidsplaats

Het Arbeidshof te Brussel boog zich in een recent arrest over de vraag of een - eonomisch noodwendige - zetelverplaatsing van een werkgver toch een eenzijdige en substantiële wijziging van de arbeidsplaats kan uitmaken.

De heer B.  werd aangeworven door de bvba om te werken in het bedrijf te Machelen. Dit was dus de plaats van tewerkstelling die was overeengekomen in 1981 en de werkgever heeft hem er ook dertig jaar lang tewerkgesteld.

Uit de brieven van de bvba  van 8 oktober 2012 blijkt dat zij eenzijdig, zonder de instemming van de heer B.,  besliste om de plaats van tewerkstelling vanaf 5 november 2012 over te brengen naar Wingene.  Het was niet louter een voornemen maar een  beslissing die daadwerkelijk werd doorgevoerd.

Het betrof een belangrijke wijziging van een wezenlijk bestanddeel  van de arbeidsovereenkomst. De nieuwe plaats van tewerkstelling bracht voor de heer  B.  immers onvermijdelijk  een zeer aanzienlijke bijkomende verplaatsing mee waardoor hij dagelijks minstens  vijf tot zes uur onderweg zou zijn om naar het werk te gaan en terug te komen, daar waar tot dan toe het traject  woonplaats-werk minder dan  een half uur bedroeg.

Bijgevolg reageerd de heer B. per brief d.d. 31 oktober 2012 die meende dat de bvba door haar eenzijdige beslissing de arbeidsoveenkomst had verbroken. Hij vroeg dan de betaling van een opzeggingsvergoeding.

De bvba antwoordde dat :

  • De plaats van tewerkstelling van de werknemer geen essentieel element van zijn arbeidsovereenkomst was.
  • De beslissing was ingegeven door economische noodwendigheden, die de continuïteit van het bedrijf garandeert.
  • De heer B. had zelf en ten onrechte de verbreking van het contract vastgesteld. Ze vorderde de betaling aan de heer B. van een opzeggingsvergoeding.

Volgens het Hof :

  • had de heer B.  de keuze om meteen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vast te stellen aangezien het feit dat de bvba reeds op definitieve wijze de onderneming had verplaatst en hem voor een voldongen feit had geplaatst, zodat een ingebrekestelling hoe dan ook weinig zin had. Het stond immers vast dat de werkgever niet zou terugkomen op zijn beslissing.
  • het feit dat er voor de bvba goede redenen waren om de onderneming te verplaatsen, doet geen afbreuk aan het feit dat zij eenzijdig een dermate belangrijke wijziging van een wezenlijk bestanddeel  van de arbeidsovereenkomst doorvoerde waarmee de werknemer niet hoefde in te stemmen.

Door deze eenzijdige wijziging van een wezenlijke arbeidsvoorwaarde heeft de bvba de arbeidsovereenkomst Bijgevolg verbroken.Het bestreden vonnis werd bevestigd; de bvba werd veroordeeld tot de betaling van een opzeggingsvergoeding aan de heer B en de tegenvordering van de bvba werd ongegrond verklaard.

Bron: Arbeidshof Brussel 23 mei 2016, AR. 2015/AB/188, http://www.juridat.be

dotted_texture