23/04/19

Ook op een premie aan een werknemer van een andere onderneming, kunnen RSZ-bijdragen verschuldigd zijn

Het Brusselse Arbeidshof sprak zich recent uit over de vraag of een premie die werknemers ontvangen, maar die door een andere vennootschap dan de werkgever wordt uitbetaald, loon uitmaakt in de zin van de loonbeschermingswet en of er hierop dus ook sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd waren.

De feitelijke situatie kan als volgt worden samengevat: Autoverkopers bij concessiehouders hebben een arbeidsovereenkomst bij deze concessiehouders en ontvangen ook hun loon van deze concessiehouders-werkgevers. Naast de normale verloning, ontvingen deze verkopers echter ook een commissie op financieringsproducten van de financieringsinstelling die deze producten aanbood. Deze instelling had geen formele band met de concessiehouder-werkgever, maar maakte wel deel uit van de groep ondernemingen rond de concessiegever (in dit geval ‘Ford’).

De vraag ten gronde was dus wat precies als loon kan worden gekwalificeerd. Het Arbeidshof herhaalde hieromtrent: “Wordt onder loon verstaan: “(1) het loon in geld en de in geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer (2) ingevolge de dienstbetrekking recht heeft (3) ten laste van de werkgever””.

De financieringsinstelling, die in eerste aanleg gelijk kreeg, haalde grosso modo 4 argumenten aan op basis waarvan er volgens haar geen sprake zou zijn van loon:

  • Zij was niet de werkgever van de verkopers waaraan zij de premie uitbetaalde;
  • De eigenlijke werkgever, de concessiehouder, maakt geen deel uit van de Ford-groep;
  • De concessiehouder zou ook geen tussenpersoon zijn, aangezien er rechtstreeks contact is tussen de financieringsinstelling en de verkopers, en;
  • Het aanbieden van de financiële producten zou steeds duidelijk onderscheiden zijn van de verkoop van de wagen zelf en/of enige accessoires.

Maar het Arbeidshof volgde deze argumentatie niet en stelde dat de verkopers de financiële producten van de vennootschap net aan de klanten aanboden in het kader van de verkoop van een wagen en dus tijdens de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst als verkoper, tijdens de werkuren en in de lokalen van hun werkgever, de concessiehouder.

Dit veronderstelde volgens het Arbeidshof dan ook minstens dat de concessiehouder-werkgever op de hoogte was van het feit dat de verkopers tijdens de werkuren en binnen de bedrijfslokalen activiteiten leverde voor een andere vennootschap en hier stilzwijgend mee heeft ingestemd.

Uit het bovenstaande besloot het Arbeidshof dat de verkopers niet alleen recht hadden op de premies ten gevolge hun dienstbetrekking met de concessiehouder-werkgever (zonder verkoop van de wagen, was er geen nood aan een financieringsproduct), maar ook dat zij recht hadden op deze commissies en voordelen ten laste van hun werkgever.

Gezien het Arbeidshof dus oordeelde dat er aan alle voorwaarden werd voldaan, maakten de premies die de verkopers ontvingen, loon uit en waren er hier ook sociale zekerheidsbijdragen op verschuldigd.

Jannes Vanovervelt

dotted_texture