23/12/17

Bouwperikelen - vergeet de schade niet te beperken!

Een van de meeste bekende artikelen uit ons Burgerlijk Wetboek, zo niet het bekendste, is het artikel 1382 BW. Dat artikel luidt als volgt: “elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden”.  Artikel 1382 BW vormt de kern van ons aansprakelijkheidsrecht: degene die door zijn fout of nalatigheid schade aan een ander veroorzaakt, is verplicht om deze schade te vergoeden. “Schade” wordt in juridische termen omschreven als het verschil tussen de actuele toestand van de benadeelde en de hypothetische toestand waarin de benadeelde zich zou hebben bevonden indien de fout of onrechtmatige daad niet was gepleegd.   

De benadeelde heeft in principe recht op een integrale vergoeding van de schade: de benadeelde moet door de schadevergoeding teruggeplaatst worden in de situatie die de zijne zou zijn geweest, indien de schadeverwekker geen fout zou hebben gemaakt. 

Op de benadeelde rust evenwel de plicht om de door hem opgelopen schade – in de mate van het mogelijke –  te beperken. De schadebeperkingsplicht houdt in dat de benadeelde verplicht is alle maatregelen te nemen welke van een “redelijk en voorzichtig persoon” kunnen verwacht worden om de omvang van de schade in te dijken. De schadelijdende partij die tekortschiet in zijn schadebeperkingsplicht zal het gedeelte van de schade dat met naleving van deze plicht vermeden zou zijn, niet kunnen verhalen op degene die de schade heeft veroorzaakt.  

Deze schadebeperkingsplicht geldt ook bij contractuele aansprakelijkheid. Overeenkomsten moeten immers te goeder trouw worden uitgevoerd. Daaruit vloeit voort dat de benadeelde contractspartij de verplichting heeft om zijn schade in de mate van het mogelijke te beperken. Hij mag niet passief toekijken terwijl de vergoedingsplicht van de medecontractant hierdoor onredelijk verzwaard wordt.  

De Rechtbank van Koophandel Gent, afdeling Ieper sprak zich onlangs over zo'n zaak uit. 

De specifieke casus betrof de bouw van een loods bestemd voor pootaardappelen, maar heeft een algemene draagwijdte. Pootaardappelen zijn de moederknollen die tijdens de winter in specifieke omstandigheden moeten bewaard worden, waarna ze in het voorjaar kunnen geplant worden.  

De aannemer in kwestie kon door een laattijdige bouwvergunning pas in de zomer beginnen met de bouw van de loods. De bouwheer ging er desalniettemin van uit hij de loods al dat najaar in gebruik zou kunnen nemen. 

Los van het debat of de bouwheer deze inschatting wel mocht maken, bleek de koelruimte in de nieuwe loods al snel een aantal gebreken te vertonen. Men ondervond moeilijkheden om de temperatuur constant te houden, en er was ook een probleem met insijpelend regenwater. De bouwheer stelde de aannemer wel in gebreke, maar koos er parallel voor om de loods al in gebruik te nemen, hoewel hij wist dat de gebreken van de loods de bewaaromstandigheden aantastten.  

Na de winter claimde de bouwheer dat een groot deel van de pootaardappelen was aangetast door schimmels of al gekiemd waren, waardoor ze beweerdelijk waardeloos geworden waren.  

De bouwheer ging over tot dagvaarding van de aannemer, waarbij hij enerzijds een schadevergoeding vorderde voor de gebreken aan de loods, en anderzijds een vrij aanzienlijke compensatie vorderde voor de onbruikbaar geworden pootaardappelen. 

De bouwheer kreeg een schadevergoeding voor de mankementen aan de loods, maar de rechtbank kende geen vergoeding toe voor het vermeend verloren pootgoed. 

De rechtbank stelde dat de bouwheer niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om zijn schade te beperken. Volgens de rechtbank kende de bouwheer de gebreken aan de loods en wist hij dat het pootgoed schade zou lijden als het in die gebrekkige omstandigheden zou worden opgeslagen. De bouwheer heeft er toch voor gekozen om de loods al in gebruik te nemen, hoewel hij ook een andere loods had kunnen huren – desnoods met verhaal van de kosten op de aannemer – om er de pootaardappelen in goede omstandigheden te bewaren. De bouwheer heeft dus zijn schadevergoedingsplicht niet nageleefd, waardoor hij zelf moet opdraaien voor de geclaimde, economische schade.  

De partij die bij de uitvoering van het contract schade lijdt, heeft ook een schadebeperkingsplicht. Deze partij mag niet lijdzaam toezien terwijl de vergoedingsplicht van de medecontractant hierdoor onredelijk verzwaard wordt. De contractspartij die tekortschiet in zijn schadebeperkingsplicht zal het gedeelte van de schade die had kunnen vermeden worden, niet meer kunnen verhalen op de partij die de schade heeft veroorzaakt.

dotted_texture