08/10/19

Het einde voor Thomas Cook: Wie betaalt schadevergoeding voor geannuleerde vluchten?

Een recent arrest van het Europees Hof van Justitie van afgelopen zomer krijgt plots érg veel relevantie door het jammere faillissement van tour operator Thomas Cook.   

Vele miljoenen passagiers hebben het voorbije decennium schadevergoeding gevraagd voor ernstige vluchtvertragingen of annuleringen onder EU Verordening 261/2004.  Voor luchtvaartmaatschappijen zijn de uitgekeerde bedragen een ernstige aderlating, in die mate dat zij er alles aan doen om passagiers niet te hoeven uitbetalen.  De passagiers op hun beurt kunnen dan weer steeds vaker terecht bij specifiek met dat doel opgerichte zogenaamde claimsbedrijven. Deze bedrijven verhogen de druk op de airlines om alsnog te betalen en eisen in naam van de reiziger schadevergoedingen.

Een zeer specifieke vraag die daarbij geregeld terugkomt is op welke wijze de vertragingsverordening in relatie gezien moet worden met de pakketreizenrichtlijn.  Met andere woorden: wie draait op voor de vertraging of annulering van de vlucht bij een pakketreis: de airline of de touroperator?  Met duizenden potentieel gestrande reizigers in gans Europa is deze vraag dezer dagen wel érg relevant.  Het antwoord dreigt jammer genoeg de passagiers in de kou te laten staan…  

Het Europees Hof van Justitie verduidelijkt  
Specifiek voor wat betreft annuleringen, oordeelde het Europees Hof van Justitie zeer recent in een geschil tussen touroperator HQ en Aegean Airlines (Zaak C-163/18) dat passagiers die een contractueel of wettelijk recht op schadevergoeding hebben ten aanzien van hun reisorganisator of touroperator ook effectief deze laatste moeten aanspreken voor schadevergoeding bij vluchtannulering. Ze kunnen dus géén aanspraak maken op een (potentieel dubbele) schadevergoeding vanwege de luchtvaartmaatschappij.

Je kan immers geen twee keer vergoed worden voor dezelfde schade en zo’n potentieel dubbele vergoeding zou ten nadele gaan van de luchtvaartmaatschappij.

De feiten in het onderliggende geschil
Op 19 maart 2015 boekten drie Nederlanders een retourvlucht van Groningen naar Corfu via Hellas Travel, een Nederlands reisbureau. De vluchten waren onderdeel van een pakketreis.

De drie zouden vliegen met Aegean Airlines, dat in code share vloog met chartermaatschappij GS Aviation Services.  Die laatste verkocht een aantal stoelen aan Hellas Travel, die ze op haar beurt aan de drie Nederlanders verkocht.

Enkele dagen voor vertrek heeft Hellas Travel de drie reizigers meegedeeld dat hun reis geannuleerd was. Aegean Airlines had namelijk omwille van een financieel dispuut met Hellas Travel besloten om met onmiddellijke ingang niet langer op Corfu te vliegen. Hellas Travel werd overigens kort daarna failliet verklaard en heeft de drie reizigers de kosten van hun vliegtickets niet terugbetaald.

De drie gedupeerde passagiers hebben vervolgens Aegean Airlines gedagvaard om schadevergoeding onder de verordening te bekomen en in het kader van die rechtszaak werd aan het Europees Hof van Justitie gevraagd of Aegean sowieso wel gehouden is tot schadevergoeding bij annulering van een vlucht die onderdeel is van een pakketreis verkocht door een derde touroperator.

Wat zegt het Europees Hof van Justitie?
Het Hof oordeelde dat het loutere feit dat de passagiers onder de richtlijn pakketreizen bij hun touroperator kunnen aankloppen voor schadevergoeding, op zich uitsluit dat diezelfde passagiers ook nog eens op basis van Verordening 261/2004 de airline kan aanspreken.

Als basisprincipe wordt aldus gesteld dat het recht op schadevergoeding van de kosten van het ticket onder de richtlijn en/of de forfaitaire vertragingsvergoeding onder de verordening niet cumulatief is. Als dit het geval was, zouden de betrokken passagiers ongerechtvaardigde overcompensatie ontvangen, hetgeen nadelig zou zijn voor de exploiterende luchtvaartmaatschappij, die in dat geval een deel van de aansprakelijkheid van de reisorganisator ten aanzien van haar klanten (mee) zou moeten dragen.

Maar Hellas Travel was toch failliet?
Jammer genoeg voor de betrokken reizigers ging Hellas Travel kort na de annulering failliet zonder dat zij schadevergoeding konden bekomen.  Maar het Europees Hof is onverbiddelijk: haar standpunt geldt ongewijzigd als de touroperator financieel niet in staat is de kosten van het ticket te vergoeden (of daartoe geen insolventieverzekering blijkt te hebben).

Het Hof wijst er wel op dat de pakketreizenrichtlijn precies bepaalt dat touroperators bewijs van een insolventieverzekering moeten kunnen voorleggen precies om het risico dat reizigers in de kou blijven staan en dat het aan de lidstaten toekomt om te zorgen dat die zekerheid wettelijk is verankerd in hun nationaal recht.  Dat laatste is in België overigens duidelijk wél het geval in onze pakketreizenwet, waarin de verplichte verzekering (in praktijk bij het GFG of de VVR) vanzelfsprekend is opgenomen.  

De situatie is wel erg vergelijkbaar met het debacle van Thomas Cook.   Duizenden reizigers zijn of waren door Thomas Cook geboekt op andere maatschappijen, zoals Brussels Airlines.  Als die vluchten geannulleerd dreigen te worden omdat  de airlines vrezen om nooit betaald te raken, dan moeten de reizigers dus aankloppen bij het -op dat ogenblik failliete- Thomas Cook en kunnen zij in se niet bij Brussels Airlines terecht.  De gedupeerde passagiers kunnen dan enkel hopen en wachten tot het Garantiefonds tussenkomt, maar of dat aan dezelfde gunstige voorwaarden is als de forfaitaire shcadevergoeidng onder Verordening 261/2004 is nog maar de vraag…

dotted_texture