06/06/22

Aankondigingen van prijsverminderingen opnieuw gereglementeerd

In het Belgisch Staatsblad van 2 juni 2022 verscheen de wet van 8 mei 2022 met nieuwe regels voor aankondigingen van prijsverminderingen (nieuwe artikelen VI.18 en VI.19 van het Wetboek Economisch Recht (“WER”))[1]. Aankondigingen van prijsverminderingen moeten dan steeds de vorige prijs (hierna “referentieprijs”) vermelden, zijnde de laagste prijs die de onderneming in de 30 dagen onmiddellijk voorafgaand aan de prijsvermindering toepaste.

Wat onder deze nieuwe bepalingen valt, hoe de regels zelf en hun uitzonderingen precies moeten worden toegepast, hoe lang de prijsvermindering mag duren is echter nu al voer voor discussie. Aangezien de regels een omzetting zijn van de EU Omnibusrichtlijn, zal ook het Hof van Justitie nog zijn zegje hebben.


Wat is een “aankondiging van een prijsvermindering” en wat niet? 

Een aankondiging is elke mededeling, in woorden, met symbolen of afbeeldingen maar ook elke radio- of videoboodschap, enz. De regels gelden op dezelfde wijze of deze aankondiging nu gebeurt in de winkel, in de folder, op de website, in de ether of elders.

De vraag wanneer men dan juist een prijsvermindering aankondigt, is minder eenvoudig. Over een aankondiging van “-10%” of “-10 EUR” korting zal weinig discussie bestaan. 

Maar wat met meldingen zoals “onze laagste prijs”, “promo”, “ronde prijzen”, “lenteprijzen”, …? Hoewel de Europese Commissie in een mededeling uitdrukkelijk aangeeft dat de regels van toepassing zijn op elke aankondiging die de indruk wekt van een prijsvermindering, ook al is er geen “meetbare prijsvermindering” (zoals een percentage of bedrag), heeft de Belgische wetgever op een aantal punten op het eerste zicht het tegenovergestelde opgenomen in de Memorie van Toelichting. Volgens de Belgische parlementaire voorbereidingen, zijn de nieuwe regels immers niet van toepassing op “algemene communicaties waarin geen specifieke meetbare prijsvermindering wordt aangekondigd (bijvoorbeeld “beste/laagste prijs”, “promo”, “lanceringsprijs”, “ronde prijzen”).” De visie van de Commissie en de Belgische wetgever lopen dus deels uiteen, wat ongetwijfeld tot prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie zal leiden. 

Andere begrippen zoals “knalprijzen” of “nooit geziene prijzen”, lijken nog steeds zonder problemen te kunnen worden gebruikt (binnen de perken van de eerlijke handelspraktijken).

Getrouwheidsprogramma’s, gepersonaliseerde kortingen of prijsverminderingen die de onderneming toekent aan een specifieke categorie van consumenten (bv. 65-plussers), zouden buiten het toepassingsgebied vallen. Deze laatste techniek mag weliswaar niet dermate ruim zijn dat in de praktijk het gehele cliënteel van de korting kan genieten. Zo valt te betwijfelen of een korting op product X voor alle (toekomstige) ouders in een winkel voor babyspullen, onder deze uitzondering kan vallen.

Het gezamenlijk aanbod (ook indien dit is uitgedrukt als een korting, zoals “-20% op het tweede stuk” of “-30% bij aankoop van twee stuks”) en de prijsvergelijking vallen eveneens buiten het toepassingsgebied. Deze promotietechnieken kunnen dus nog zoals voorheen worden toegepast, weliswaar binnen de perken van de eerlijke handelspraktijken en de vereisten die artikel VI.17 WER stelt aan een vergelijkende reclame.


Wat is de referentieprijs, en hoe moet deze worden meegedeeld?

De referentieprijs (“vorige prijs”) waarnaar in de prijsverminderingsaankondiging moet verwezen worden, is de laagste prijs die de onderneming toepaste tijdens een periode van dertig dagen voor de toepassing van de prijsvermindering. Ook eenmalige en/of zeer kortstondige kortingen (bv. op een braderij) moeten daarbij in aanmerking worden genomen: de lagere prijs die hier eenmalig werd toegepast kan, als deze de laagste was in de voorgaande periode van 30 dagen, de referentieprijs zijn voor een latere korting. Voor braderijen is dat een belangrijk verschil met de regeling onder de oude Wet markpraktijken.

De referentieprijs betreft o.i. een prijs die de onderneming heeft aangekondigd, zodat een persoonlijk onderhandelde korting met een individuele klant niet in aanmerking zou moeten komen als referentieprijs. Acties waarbij een product gratis wordt weggegeven zouden om diezelfde reden in principe ook geen invloed moeten hebben op de referentieprijs van dit product.

Verder moet telkens worden gekeken naar de prijs die werd toegepast in datzelfde verkooppunt en/of via dezelfde verkooptechniek als waar de prijsvermindering wordt aangekondigd. Een lagere prijs die van toepassing was in de webshop, moet dus niet in rekening worden genomen als referentieprijs voor een prijsverminderingsaankondiging in de fysieke winkel. 


Worden prijsverminderingen beperkt in duur?

Het feit dat de referentieperiode 30 dagen betreft, mag niet worden verward met de eventuele duur van een prijsverminderingsaankondiging. Die duurtijd wordt niet gereglementeerd en heeft de wetgever niet willen beperken. Een onderneming kan een korting dus langer dan 30 dagen aanhouden en aankondigen (bv. een “Halloween korting” van oktober tot midden december). De korting mag weliswaar niet dermate lang worden aangekondigd (in vergelijking met de periode waarin de volle prijs werd verkocht) dat het een oneerlijke handelspraktijken vormt. Noch de Commissie, noch de parlementaire voorbereidingen geven richting in wat aanvaardbaar is en wat niet.  

Volgens de parlementaire voorbereidingen moet de referentieprijs actief worden meegedeeld, zodat men niet van de consument mag verwachten dat hij zelf een berekeningen maakt, een QR-code scant, een link aanklikt, enz. om de referentieprijs te weten te komen. 


Welke uitzonderingen voorziet de Belgische wetgever?

Voor producten die (inherent) snel bederven of een beperkte houdbaarheid hebben (zoals vers fruit), moet de prijsverminderingsaankondiging eveneens een referentieprijs vermelden, maar de referentieperiode van 30 dagen geldt hier niet. De vraag blijft hoe lang de referentieperiode voor deze producten dan wel moet zijn. Aangezien de wetgever hier geen richting in geeft, zullen ondernemingen een zekere vrijheid hebben om afhankelijk van het type product en zonder de consument te misleiden, de referentieperiode te selecteren. 

Ter verduidelijking: het gaat om producten die inherent snel bederven of inherent een beperkte houdbaarheid hebben en niet om producten die niet meer opportuun zijn om te houden, bv. omdat ze seizoensgebonden zijn.

Ook voor producten die minder dan dertig dagen op de markt zijn geldt een uitzondering: hiervoor is de referentieprijs de laagste prijs die de onderneming toepaste in de 7 voorgaande dagen.

Wanneer de onderneming de prijs progressief vermindert gedurende een ononderbroken periode van maximaal 30 dagen, dan mag zij voor elke progressieve korting in deze 30 dagen dezelfde referentieprijs vermelden, zijnde: de laagste prijs in de 30 dagen voorafgaand aan de allereerste korting. Men kan dus 10 dagen “-10%” korting geven, onmiddellijk daaropvolgend 10 dagen “-20%” en tenslotte nog 10 dagen “-30%”, allemaal met verwijzing naar dezelfde referentieprijs. Opgelet, dit geldt enkel voor progressieve prijsverminderingen van maximum 30 dagen. Na 30 dagen de prijs stapsgewijs te hebben verminderd, zal een bijkomende vermindering op dag 31 wel een nieuwe referentieprijs moeten vermelden, in dit geval de toegepaste prijs op dag 30. 

Hoewel de wettekst dit niet uitdrukkelijk meldt, lijkt er daarentegen geen bezwaar te zijn tegen het aanhouden van de laatste progressieve kortingsprijs na dag 30 met melding van de initiële referentieprijs (“-30%” in het voorbeeld hierboven). De wet voorziet immers geen beperking op de duur van de prijsverminderingsaankondigingen, enkel op de progressieve verhoging. 

Aankondigingen van een algemene prijsvermindering op een volledige categorie (bv. 20% op shampoo van merk X), waarbij geen kortingsprijs wordt vermeld, moeten volgens de parlementaire voorbereidingen geen referentieprijs vermelden.


Wat volgt?

Reeds voor hun inwerkingtreding zijn deze schijnbaar eenvoudige bepalingen al veelvuldig over de tongen gerold, en zij zullen ook in de toekomst ongetwijfeld nog voor discussie zorgen. Daarnaast stellen zich bijvoorbeeld ook nog vragen over de toepassing van deze regels bij franchise, enz. 

Aangezien de betrokken bepalingen omzettingen zijn van EU recht, zal ook het Hof van Justitie via prejudiciële vragen nog zijn zegje doen. Ook beslissingen uit andere Lidstaten kunnen mogelijk ‘inspiratie’ opleveren (ondanks het gebrek aan precedentswaarde).

Wij volgen de ontwikkelingen alvast nauwgezet op. 

Voetnoot:

De Wet van 8 mei 2022 “houdende de wijziging van boeken I, VI en XV van het Wetboek van economisch recht”, Belgisch Staatsblad 2 juni 2022. Hoewel artikel 38 bepaalt dat deze wet op 28 mei 2022 in werking treedt moet hierbij toch een kritische kanttekening geplaatst worden gelet op de laattijdige publicatie op 2 juni 2022 en het gebrek aan motivatie die een retroactieve werking zou verantwoorden. Deze wet implementeert de Europese “Omnibusrichtlijn” (Richtlijn 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en Richtlijnen 98/6/EG, 2005/29/EG en 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de Unie), O.J., 18.12.2019, L 328, p. 7 - https://eur-lex.europa.eu/legal-content/nl/TXT/?uri=CELEX%3A32019L2161

Naast de regels op prijsverminderingsaankondigingen, regelt deze wet verschillende consumentenzaken, zoals informatievoorschriften voor aanbieders van een onlinemarktplaats, nieuwe oneerlijke praktijken op de zwarte lijst, nieuwe sancties, enz.

Auteurs: Peter Wytinck en Nathalie De Weerdt

dotted_texture