28/01/16

Wijziging definitie kleine en microvennootschappen: invloed op de vrijstelling van doorstorting voor startende ondernemingen …

Bepaalde fiscale voordelen zijn enkel van toepassing op kleine en/of microvennootschappen. Een nieuwe wet heeft beide begrippen nu een nieuwe definitie gegeven vanaf 1 januari 2016. Daarom kijkt u best eens opnieuw na of uw onderneming al dan niet in aanmerking komt voor die fiscale voordelen. We denken in het bijzonder aan de verhoogde IPA-korting en de recent ingevoerde steunmaatregel voor startende ondernemingen.

De definities van kleine en microvennootschappen werden gewijzigd door de wet van 18 december 2015 tot omzetting van de Richtlijn 2013/34/EU (de ‘boekhoudrichtlijn’). Hieronder overlopen we de belangrijkste wijzigingen. Nadien bespreken we de impact daarvan op bepaalde vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.

De onderstaande wijzigingen aan het Wetboek van Vennootschappen zijn van toepassing op de boekjaren die aan aanvang nemen na 31 december 2015. Er geldt echter een overgangsregeling voor de regel in verband met de verandering van categorie (zie verder).

Kleine en microvennootschappen
 

Kleine vennootschappen

De definitie van kleine vennootschappen bestond al in het Wetboek van Vennootschappen (art. 15). De Regering heeft de criteria van dat begrip nu op een aantal punten gewijzigd. Hieronder vindt u een overzicht van de belangrijkste wijzigingen. Wij beperken ons hier tot de definitie die relevant is voor de verschillende fiscale vrijstellingen (artikel 15, §§1 t.e.m. 6 W. Venn.).

Wijziging van de criteria

Om te kunnen spreken van een kleine vennootschap mogen er bepaalde criteria inzake personeelsbestand, omzet en balanstotaal niet overschreden worden. Die laatste twee criteria werden nu opgetrokken. Deze waren al meer dan tien jaar niet meer aangepast. De drempel voor het jaargemiddelde van het personeelsbestand werd behouden op vijftig werknemers. Voortaan zijn kleine vennootschappen, deze vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één der volgende criteria overschrijden:

  • jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50;
  • jaaromzet, exclusief btw: 9 miljoen euro (in plaats van 7,3 miljoen euro);
  • balanstotaal: 4,5 miljoen euro (in plaats van 3,65 miljoen euro).

Kleine vennootschap met meer dan 100 werknemers

Het is zeer belangrijk om te noteren dat ondernemingen die gemiddeld meer dan honderd werknemers tewerkstellen voortaan toch als kleine vennootschappen kunnen worden beschouwd, voor zover de criteria inzake omzet en balanstotaal niet worden overschreden. Tot nu toe waren vennootschappen met een jaargemiddelde van meer dan honderd werknemers hoe dan ook uitgesloten.

Nieuwe vennootschappen

Nieuwe vennootschappen moeten de cijfers voor de beoordeling van die criteria bij het begin van het boekjaar te goeder trouw schatten. Indien uit deze schatting blijkt dat meer dan één van de criteria zullen overschreden worden gedurende het eerste boekjaar, wordt die nieuwe vennootschap vanaf het begin niet beschouwd als een kleine vennootschap.

Verlengd boekjaar

Er wordt verduidelijkt dat de duur van een verlengd boekjaar niet langer kan zijn dan vierentwintig maanden min één kalenderdag. De verlenging of inkorting van een boekjaar kan slechts uitzonderlijk plaatsvinden en kan zeker niet plaatsvinden met de bedoeling de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen uit te stellen.

Verandering van categorie

Er werd ook een nieuwe paragraaf toegevoegd die aangeeft wanneer en hoe een vennootschap van categorie verandert. Wanneer meer dan één van de hogervermelde criteria worden overschreden of niet meer worden overschreden, heeft dat slechts gevolgen wanneer dat zich gedurende twee achtereenvolgende boekjaren voordoet. De gevolgen daarvan gaan in dat geval in vanaf het boekjaar gedurende hetwelk op balansdatum meer dan één van de criteria voor de tweede keer werden overschreden of niet meer werden overschreden. Een vennootschap zal dus niet langer haar statuut van kleine vennootschap verliezen door een eenmalige overschrijding van meerdere criteria.

Voor de toepassing van deze nieuwe regel werd er een overgangsregel voorzien. Ze is namelijk voor één keer niet van toepassing op het eerste boekjaar dat een aanvang neemt na 31 december 2015.

Voorbeeld: Stel dat een vennootschap voor boekjaar 2014 meer dan één van de nieuwe criteria overschrijdt, maar dat niet langer doet voor boekjaar 2015. Dan wordt de vennootschap voor boekjaar 2016 meteen een kleine vennootschap en is bijgevolg de regel dat de betrokken vennootschap gedurende twee achtereenvolgende boekjaren de drempels niet mag overschrijden niet vereist.

Berekening van het gemiddelde personeelsbestand

Voor de berekening van het personeelsbestand wordt de verwijzing naar het personeelsregister vervangen door een verwijzing naar de registratie in de DIMONA-databank of het algemeen personeelsregister. Bovendien wordt er voortaan ook rekening gehouden met de in een document gelijkwaardig aan het algemeen personeelsregister ingeschreven werknemers. Hiermee beoogt men ook rekening te houden met werknemers van de vennootschap die in het buitenland worden tewerkgesteld.

Microvennootschappen

Naast bovenstaande wijzigingen van artikel 15, werd er ook een nieuwe bepaling in het Wetboek van Vennootschappen ingevoerd (nieuwe art. 15/1). Die bepaling geeft een definitie van het begrip ‘microvennootschappen’. Die definitie bestond tot nu toe nog niet in dat wetboek.

Microvennootschappen zijn kleine vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die op datum van de jaarafsluiting geen dochtervennootschap of moedervennootschap zijn en die niet meer dan één der volgende criteria overschrijden:

  • jaargemiddelde van het personeelsbestand: 10;
  • jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde: 700.000 EUR;
  • balanstotaal: 350.000 EUR.

De volledige nieuwe definities van kleine en microvennootschappen vindt u hier.

Invloed op bepaalde vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing

In de regelgeving van bepaalde vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing werd er ook verwezen naar de begrippen ‘kleine vennootschappen’ en ‘microvennootschappen’. De wet van 18 december 2015 heeft voor bepaalde vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing aanpassingen gedaan op basis van die nieuwe begrippen. Hieronder volgt een overzicht van de wijzigingen.

Verhoogde IPA-korting voor KMO’s

Sinds 1 januari 2014 geldt er voor werkgevers die een kleine vennootschap zijn of die een natuurlijke persoon zijn die aan die criteria voldoen, een verhoging van de IPA-korting met 0,12 %. Voor het begrip ‘kleine vennootschappen’ wordt er voortaan verwezen naar de nieuwe definitie daarvan in het Wetboek van Vennootschappen, met dien verstande dat de berekening altijd op geconsolideerde basis moet gebeuren voor verbonden vennootschappen (art. 15, §§1 tot 6 W. Venn.).

Deze wijziging is van toepassing op de werkgevers voor de bezoldigingen die zij betalen of toekennen in de loop van een belastbaar tijdperk dat aanvangt vanaf 1 januari 2016. 

Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen

Bepaalde werkgevers die behoren tot de privésector en die ten hoogste 48 maanden zijn ingeschreven in de KBO hebben sinds 1 augustus 2015 recht op een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen. Deze is gelijk aan 10 % van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. Deze vrijstelling is enkel van toepassing op kleine vennootschappen in de zin van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen of op de werkgevers die een natuurlijke persoon zijn die op overeenkomstige wijze aan diezelfde criteria voldoet. Voortaan wordt er voor het begrip ‘kleine vennootschap’ ook verwezen naar de nieuwe definitie daarvan in het Wetboek van Vennootschappen (art. 15, §§1 tot 6 W. Venn.). Doordat men niet verwijst naar de zevende paragraaf van het nieuwe artikel 15 dient de berekening van de criteria ook hier altijd op geconsolideerde basis te gebeuren in geval van verbonden vennootschappen.

De bovenstaande vrijstelling wordt verhoogd naar 20 % van de ingehouden bedrijfsvoorheffing voor de zogeheten micro-ondernemingen. Tot nu toe werd er specifiek voor deze maatregel een eigen definitie van het begrip micro-onderneming voorzien in het WIB 92. Die definitie werd nu vervangen door een verwijzing naar de bovenstaande nieuwe definitie van dat begrip in het Wetboek van Vennootschappen. Werkgevers die op het einde van het belastbaar tijdperk een microvennootschap zijn in de zin van het nieuwe artikel 15/1 van het Wetboek van Vennootschappen of die een natuurlijke persoon zijn die op overeenkomstige wijze aan de criteria van dat artikel voldoet, hebben recht op de verhoging naar 20 %.

Deze wijziging is van toepassing op de werkgevers voor de bezoldigingen die zij betalen of toekennen in de loop van een belastbaar tijdperk dat aanvangt vanaf 1 januari 2016. 

Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor investeringen verricht in steunzones

Sinds 1 mei 2015 kunnen bepaalde ondernemingen die nieuwe arbeidsplaatsen creëren ten gevolge van investeringen verricht in steunzones genieten van een vrijstelling van doorstorting gelijk aan 25 % van de bedrijfsvoorheffing die werd ingehouden op de bezoldigingen die betrekking hebben op de nieuwe arbeidsplaatsen. Bepaalde voorwaarden om van deze vrijstelling te genieten verschillen o.a. in functie van de grootte van de onderneming. Men maakt een onderscheid tussen KMO’s en niet-KMO’s.

Voor de invulling van het begrip ‘KMO’ wordt er gewerkt met specifieke criteria inzake personeelsbestand, omzet en balanstotaal. Deze wijken af van de criteria die gelden voor ‘kleine vennootschappen’ zoals voorzien door (het nieuwe) artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen. Voor de berekening van die criteria verwijst men echter wel naar bepaalde regels van dat artikel 15. De wijziging van dat artikel 15 heeft tot gevolg dat men voor de toetsing van de criteria die specifiek gelden voor KMO’s in de zin van deze gunstmaatregel voor steunzones voortaan wel rekening moet houden met de nieuwe regels met betrekking tot:

  • de berekening voor nieuwe vennootschappen;
  • het verlengde of verkorte boekjaar;
  • de berekeningswijze van de drempels inzake het jaargemiddelde van het personeelsbestand, de omzet en het balanstotaal.

Deze wijziging is van toepassing op de werkgevers die een formulier hebben overgelegd in de loop van een belastbaar tijdperk dat aanvangt vanaf 1 januari 2016.

Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor wetenschappelijk onderzoek  - Young Innovative Companies

De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor wetenschappelijk onderzoek is van toepassing op verschillende categorieën van werkgevers. Eén daarvan is de categorie van de ‘Young Innovative Companies’ (YIC). Om als YIC in aanmerking te komen moeten er een aantal voorwaarden voldaan zijn op het einde van het belastbare tijdperk.

Een van die voorwaarden is dat het gaat om een kleine vennootschap, zoals bedoeld in artikel 15 van het Wetboek van de vennootschappen. Hier heeft men er echter voor gekozen om de toetsing van dat begrip te blijven doen volgens de regels van artikel 15 zoals dat bestond vóór de bovenstaande wijzigingen. Dit geldt in afwachting van de verdere hervorming van deze vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, die spoedig zal worden uitgevoerd.

Deze wijziging is van toepassing op de werkgevers voor de bezoldigingen die zij betalen of toekennen in de loop van een belastbaar tijdperk dat aanvangt vanaf 1 januari 2016. 

dotted_texture